Vlaams Woordenboek logo

Het Vlaams woordenboek


Index

A B C D E F G H I J K L M N O P Q R S T U V W X Y Z

Log in

Registreer als nieuwe gebruiker om het Vlaamse Woordenboek op zijn best te kunnen gebruiken. Als ingelogde gebruiker kunt ge bijvoorbeeld nieuwe termen aan ons woordenboek toevoegen, andermans definities verbeteren, en reageren op bestaande definities.

Uw gebruikersnaam
Uw geheime paswoord

  • Log in
  • Wees welgekomen | Willekeurig | Top woorden | Recent

    aartjoen

    Dit is slechts 1 definitie voor "aartjoen." Bekijk alle definities.

    aartjoen
    (het ~ (o.), geen mv.)

    (verouderd)
    aard, slag, soort
    ook: aartsoen, artsoen

    Woordenboek der Nederlandsche Taal: artsoen
    In het Westvlaams ook a(a)rtjoen (Schuermans 1865-1870; De Bo 1873). Het heeft daar ook pregnante betekenis: van ’t artsoen of artjoen wordt gebezigd in den zin van: van het goede — of van hetzelfde ras.

    L. Schuermans in het Algemeen Vlaamsch Idioticon (1865-1870) bij artjoen, aartjoen, artsoen:
    In Westvl. gebruikelijk voor ras, slach, soort, bv. hij is van ’t artjoen, van het goede ras. Gij hebt daar een goed artjoen van salâ.

    5 reactie(s)  |  oudere versies
    Toegevoegd door Frans Peeters en laatst gewijzigd door de Bon (10 Aug 2021 06:54)

    👍
    325

    Reacties

    “Neem nu het Belgisch-Nederlandse woord ‘aartjoen’,
    een dialectwoord dat stormenderhand de Belgisch-Nederlandse
    spreektaal in heel België heeft veroverd. "

    http://nltaal.nl/webnews/read.php?server=nltaal.nl&group=nl.taal&artnum=45856

    Grappig, in heel België’ en niemand kent het :)
    Ook bijna geen googlementen.
    Misschien is het een zogenaamd spookwoord.
    Ofwel is er een meer verspreide spellingsvariant.
    Als het al bestaat, gok ik op eerder West-Vlaamse oorsporng.
    Kastanjeoog, kent gij het?

    Toegevoegd door Georges Grootjans op 09 May 2015 16:08

    Haha, gevonden. En inderdaad W-VL:

    ARTJOEN, AARTJOEN, ARTSOEN, o. In
    Westvl. gebruikelijk voor ras, slach,
    soort, b. v. hij is van ’t artjoen, van
    het goede ras. Gij hebt daar een goed
    artjoen van said.

    Toegevoegd door Georges Grootjans op 09 May 2015 16:14

    het WNT:

    Zie *AARTSOEN. In het Wvl. ook a(a)rtjoen (SCHUERM. 1865-1870; DE BO 1873). Het heeft daar ook pregnante bet.: van ’t artsoen of artjoen wordt gebezigd in den zin van: van het goede — of van hetzelfde ras (DE BO 1873).

    ?Afl. Artsoenen, zich voortplanten, erfelijk zijn.

    De krankzinnigheid is iets dat artsoent, DE BO 1873.

    Toegevoegd door Georges Grootjans op 09 May 2015 16:17

    het WNT over AARTSOEN:

    znw. onz. Hoewel het woord homoniem is met het mnl. voor zadelboog (fr. arçon), is het om de beteekenis toch ondenkbaar, dat het daarmee identiek zou wezen. Niettemin blijft de volkomen gelijkheid van vorm opmerkelijk. Ook een andere onderstelling, nl. dat aartsoen een versmelting zou zijn van aard en fatsoen (een zekere associatie met aard blijkt uit de spelling bij KILIAAN), is niet aannemelijk te maken. V. L.

    ?1. Aard, slag, soort. Nog in het westvlaamsch (DE BO 1873).

    Aerdsoen. Indoles, natura, KIL.

    — Door v ledicheyt alle dinck te quist gaet Ghy sijt een slecke van luyen aertsoene, Antw. Sp. 252 1562.

    Hunnen gheest en is van den seluen aerdt oft sin niet met den Gheest Pauli: ’t is al een ander aerdtsoen, DAVID, Vleeschp. 51 1610. Dat hy t’huys nog verscheyde broeders heeft: sommige van ’t selve, sommige van ander aertsoen dan hy is: die alle in goede sucht op-gequeekt worden (bedoeld zijn: geschriften), GEULINCX, Hooftd. VI 1667.

    ?2. Als collectivum: de menschen van een bepaalde soort. Vervolgens ook: iemand van een ongunstige soort. Niet meer in gebruik.

    Daer buyten zijn die vuyle honden koen, Die Tooveraers, en dat oncuysch aertsoen Doodtslagers, afgodisten, End’ alle die de leugen liefhebben, ende doen, V. MANDER, Gulden Harpe 214 1595.

    Alzoo hooghe, heylich, ende Goddelijck, alst aertsoen ende gheslachte der Christenen Catholijcken is, alsoo snoo, verworpen, ende duuelsch is tghebroet der kettersche coppen, DAVID, Spinnec. 147 1595. Siende dat my dit ghedrochtOnder sijne bende socht; Holà, seyd’ ick, snoodt aertsoen, Wat hebb’ ick met u te doen? DE HARDUYN, Godd. Wenschen 420 1629.
    Toegevoegd door Georges Grootjans op 09 May 2015 16:31

    Van voorbeelzinnen zoals ‘Ghy sijt een slecke van luyen aertsoene’ heb ik nog geen moderne versies gevonden.
    Kastanjeoog?

    Toegevoegd door Georges Grootjans op 09 May 2015 17:06

    Voeg een reactie toe

    Ingelogde gebruikers kunnen reacties aan deze definitie toevoegen.

    Log in

    Registreer als nieuwe gebruiker om het Vlaamse Woordenboek op zijn best te kunnen gebruiken. Als ingelogde gebruiker kunt ge bijvoorbeeld nieuwe termen aan ons woordenboek toevoegen, andermans definities verbeteren, en reageren op bestaande definities.

    Uw gebruikersnaam
    Uw geheime paswoord

    Nieuwe versie!
    Er is een nieuwe versie van het Vlaams Woordenboek online. Mocht je problemen ondervinden, gelieve deze te melden op onze GitHub.

    Het Vlaams woordenboek  |  Concept en realisatie door Anthony Liekens

    Creative Commons License

    Het Vlaams Woordenboek by Anthony Liekens is licensed under a Creative Commons Attribution-NonCommercial-ShareAlike 4.0 International License.