leen

leen

(zn. altijd meerv.)

Lendenen, leest, middel

zie ook lee

321

Is “leen” (< leden) nie het meervoud van “lid”?

neen, leen is het mv van lee (lende)

en lee bestaat dan niet in West-Vlaanderen?

Prov. Antwerpen:

lee = lende
leeën = lendenen
vb. Iemand met smalle leeën heeft een wespenlee.

Die rok past me niet want ik ben bijgekomen in mijn lee.
Ik heb steken in mijn lee van ’t lopen.
Links en rechts van/aan mijn lee, moet ik die rok innemen.

Na de bevalling ben ik op/in mijn leeën dikker geworden.
Ge ziet toch dat die broek aan mijn leeën niet past.

Het ‘altijd meerv.’ heb ik gehaald bij De Bo. Ik was op zoek naar het geslacht :). Verander het gerust als het niet meer actueel is in W. – Vl.

“LEEN. met zachtl. ee. Dit woord is een meervoud, en
het enkelvoud bestaat in de sprekende taal niet. Het wordt
overal en dagelijks gebruikt voor Lenden, l. limbi, fr. reins, d . i. het kruis van den rug met de lanken, waar de gordel drukt. Zeer in de leen hebben van gebogen te staan. "

Ah :) Het zal wel vrouwelijk zijn daar ook, al lopen zulke vormen risicop op masculinisering met da hun slot-e weggelaten is (steje → stee, steej/stei)

Het enkelvoud bestaat wel. In de Kempen wordt niet anders gezegd dan enkelvoud en meervoud. Zie de voorbeelden.
Misschien dan een apart lemma ingeven?

ev.+ mv. + (v.)

http://gtb.inl.nl/iWDB/search?actie=article&wdb=WNT&id=M036525&lemmodern=lee

leen

Akkoord met de Bon: lee bestaat niet in WVL.
Myn leen doen zeer.
Ze heeft fyne (dunne of smalle) leen.
Hij legt er zyn leen achter (hij spant zich ervoor in).