Registreer als nieuwe gebruiker om het Vlaamse Woordenboek op zijn best te kunnen gebruiken. Als ingelogde gebruiker kunt ge bijvoorbeeld nieuwe termen aan ons woordenboek toevoegen, andermans definities verbeteren, en reageren op bestaande definities.
Probleem met wijzigen van “wiëk” in “week” is dat het trefwoord nu samenvalt met betekenis 2 en 3 van “week” (adj.) in de meest recente VDale:
2 “zonder weerstandsvermogen, zwak: een week gestel, een weke levenswijze (= die niet bepaald karaktervormend is”,
3 (figuurlijk) "toegankelijk voor aandoeningen van medelijden of tederheid, of wel daardoor beroerd: mijn hart werd week, toen ik ’t hoorde; hij is week van hart (= teergevoelig, niet moedig, laf),
3a “licht aangedaan”.
AN dus, in weerwil van de afwijkende uitspraak.
In mijn dialect zegt men “lèève” (leven), “(goej) wèèk” (goede week), “zwèèr” (zweer) … ik vermoed dat het niet de bedoeling is dat we die lokale uitspraak in al deze gevallen lemmatiseren?
Ge hoort dit ‘marchandies’ (ook ‘marchandise’) dikwijls gebruiken (Gans Vlaanderen?) voor het ‘gereedschap’ of ‘gerief’ dat mensen met seks associëren:
“Waw, bekijkt die haar marchandies ne keer!”
“Op dees foto kunde goe haar marchandise zien.”
“Hij heeft ferm marchandies, maar het hangt onder een afdakske”.
(waarop de ander)
“Goei marchandies hangt áltijd onder een afdakske!”
In Limburgse Kempen, Haspengouw, Maaskant enz. heel bekend.
Toch wel, toch wel. De nagel op de kop, Gryt!
Is intussen gecorrigeerd. Merci!
Hiermee worden per definitie alleen mannen bedoeld.
Volstaat dit als tegenhanger voor “wanmolen”, de Bon? ;-)
Nieuwe versie!
Er is een nieuwe versie van het Vlaams Woordenboek online. Mocht je problemen ondervinden, gelieve deze te melden op onze
GitHub.