Registreer als nieuwe gebruiker om het Vlaamse Woordenboek op zijn best te kunnen gebruiken. Als ingelogde gebruiker kunt ge bijvoorbeeld nieuwe termen aan ons woordenboek toevoegen, andermans definities verbeteren, en reageren op bestaande definities.
motorfiets,
< (Fr.) motocyclette zie motocyclette
(Antw.) motsiklet
Zelfs in de zomer kun je een dikke jas goed verdragen, als je een ritje met de motseklet gaat maken.
Die jonge gasten met hunne motseklet zijn hier ’s avonds laat nog aan het rondtoeren. (toegevoegd door Dick Duvel op 6 augustus 2011)
knikker
varianten: meirebol, marrebol, aarebol, eirebol
Als kind speelden wij met de marebollen tot ons knieën open lagen van over de straatstenen te schuifelen.
een ketel die stilletjes staat te koken en die een typisch geluid maakt, hij staat “te zingen”.
zie ook zooien, zojjen, gezoden, zoejen (Balen)
De moor staat te zoeën op de stoof.
koken, zieden (gezoden worst)
zie ook zooien, zuijen, zuien, zeujen
→ Eng. seethe vgl. -zooi (Gentse waterzooi)
verbastering van zoden > zo-jen
Soep zojjen.
De patatten zojjen al.
koken
WNT:Modern lemma: zooien
— ZOEIEN, ZODEN —, bedr. en onz. gemengd ww. Mnl. soyen. Ablautend gevormd naast zieden. Veelal met gesyncopeerde d. Thans nog gewestelijk.
Deze aardappelen zijn niet lang genoeg gezooid.
Deis pataate emme ni lank genoeg gezooije.
Nieuwe versie!
Er is een nieuwe versie van het Vlaams Woordenboek online. Mocht je problemen ondervinden, gelieve deze te melden op onze
GitHub.