Registreer als nieuwe gebruiker om het Vlaamse Woordenboek op zijn best te kunnen gebruiken. Als ingelogde gebruiker kunt ge bijvoorbeeld nieuwe termen aan ons woordenboek toevoegen, andermans definities verbeteren, en reageren op bestaande definities.
waggelend gaan, in ganzenpas gaan, heen en weer waggelen terwijl men stapt
WNT: Wiggel(e)waggelen: heen en weer slingeren, schommelen. een schommelenden gang; schommelend, waggelend loopend.
In Vl.-België.
Dikke mensen wiggelwaggelen als ze voort gaan, gelijk eenden en zwanen kunnen wiggelwaggelen.
Houd die kleine goed vast op de stoel want die wiggelwaggelt wat te hard.
waggelend gaan, in ganzenpas gaan, heen en weer waggelen terwijl men stapt
WNT: Wiggel(e)waggelen: heen en weer slingeren, schommelen. een schommelenden gang; schommelend, waggelend loopend.
In Vl.-België.
Dikke mensen wiggelwaggelen als ze voort gaan, gelijk eenden en zwanen kunnen wiggelwaggelen.
wankelachtig, wiebelachtig
zie ook wiggelen
WNT: Wiggel(d)(e)waggel. Veroud.; als bijw. nog gewest. in Vl.-België. (Bijw.) Op schommelende, waggelende wijze.
Dat tafeltje staat wiggelwaggel. We zullen er een bierkaartje moeten ondersteken, dan staat ze vast.
wiebelen
vgl: wiggel, in de ~ houden, wiggeling, in de ~ zijn, wiggel, iem. aan de ~ houden, wiggel, in de ~ houden
ook in prov. Antw.
WNT: Mnl. wiggelen: Een heen en weer gaande, schommelende beweging maken; zich heen en weer bewegen. onvast staan, liggen en daarbij dan dikwijls de neiging tot omvallen, omslaan vertoonend.
> W.-Vl. (omgeving Kortrijk) ook wichelen
Ge moet zo niet met uw kont wiggelen als er een bouwvakker op u fluit!
Hou nu eens op met dat gewiggel, ik krijg zenuwen van je.
Als er een zware camion voorbij komt gereden, dan wiggelen de glazen bijna om in de kast.
iemand aan het lijntje houden
DBNL: In Zuid-Nederland: iemand aan (of in) den draai of in de(n) wiggel houden (Schuerm. 103 b; Antw. Idiot. 1442; Waasch Idiot. 187 a)
WNT: Wiggel, het wiggelen, het heen en weer gaan. Steeds in verb. in eenige nuances. Gewest.
> In, aan, op den wiggel zijn, blijven, bezig, in de weer zijn, blijven.
> (Iem.) aan den wiggel houden, (iem.) bezig houden, inz. in den zin van: (iem.) aan het lijntje houden; met looze beloften paaien.
> In den wiggel zijn, op handen, op til zijn; staan te gebeuren.
Als ge hem niet graag ziet, maak het dan uit. Ge moet die jongen niet in de wiggel houden.
Nieuwe versie!
Er is een nieuwe versie van het Vlaams Woordenboek online. Mocht je problemen ondervinden, gelieve deze te melden op onze
GitHub.