Registreer als nieuwe gebruiker om het Vlaamse Woordenboek op zijn best te kunnen gebruiken. Als ingelogde gebruiker kunt ge bijvoorbeeld nieuwe termen aan ons woordenboek toevoegen, andermans definities verbeteren, en reageren op bestaande definities.
snoeper
WNT: slikker: snoeper, in Z.-Ndl.
”E. Wij zullen samen wel overeenkomen. Th. (ter zijde). Gij zult het gewaar worden, slikker!” (WNT)
veelst te luidruchtig, heftig en rap drinken, eten, slikken
Uwe dorst is te groot zeker, ge sloekt nogal bij het drinken.
Sloekt die mars zo niet naar binnen, straks verslikt ge u of krijgt ge maagpijn.
Tja, dat komt er van hè als ge zo sloekt. Nu hebt ge u versloeken verslikken, zijn eigen ~.
Verkeerd slikken waardoor voedsel, drank of speeksel in het verkeerde keelgat terecht komt, zodat men moet hoesten, als gevolg van rap en raweuns eten of drinken, of door te lachen. Soms ook: zich pijn en een benauwd gevoel bezorgen door iets in te slikken dat in de keel blijft steken. Dikwijls met een bep. met aan of in.
zie ook verslikken, zijn eigen ~, sloeken, geslokken
WNT: onz. zw.ww. (in Antw. ook st. ww). Van slikken met ver~.
Onz. Na de 17de e. alleen nog in Vl.-België aangetroffen.
- ’Ten is noch Hengel-roe, noch Visscher die ’tbeschickt, ’Tbedrogh is in het aes daer ’tVisken aen verslickt, huygens, Ged. 6, 162 (1657).
- Hij verslikte aan een beetje brood, de bo (1873).
Hij verslikte aan de opgewondene haast waarin hij opliep en ze gingen beiden geweldig aan ’t hoesten, stijn streuvels, Dagen 16 (1902)
De jongens verslikten van ’t lachen, stijn streuvels, Lentelev. 89 (1899).
Ze versloekte in haar speeksel.
Verkeerd slikken waardoor voedsel, drank of speeksel in het verkeerde keelgat terecht komt, zodat men moet hoesten, als gevolg van rap en raweuns eten of drinken, of door te lachen. Soms ook: zich pijn en een benauwd gevoel bezorgen door iets in te slikken dat in de keel blijft steken. Dikwijls met een bep. met aan of in.
zie ook verslikken, zijn eigen ~, sloeken, geslokken
WNT: onz. zw.ww. (in Antw. ook st. ww). Van slikken met ver~.
Onz. Na de 17de e. alleen nog in Vl.-België aangetroffen.
- ’Ten is noch Hengel-roe, noch Visscher die ’tbeschickt, ’Tbedrogh is in het aes daer ’tVisken aen verslickt, huygens, Ged. 6, 162 (1657).
- Hij verslikte aan een beetje brood, de bo (1873).
Hij verslikte aan de opgewondene haast waarin hij opliep en ze gingen beiden geweldig aan ’t hoesten, stijn streuvels, Dagen 16 (1902)
De jongens verslikten van ’t lachen, stijn streuvels, Lentelev. 89 (1899).
Zij verslikte in haar speeksel.
Verkeerd slikken en daardoor voedsel, drank of speeksel in het verkeerde keelgat krijgen zodat men moet hoesten; dikwijls als gevolg van haastig, gulzig eten of drinken, of door te lachen. Soms ook: zich pijn en een benauwd gevoel bezorgen door iets in te slikken dat in de keel blijft steken. Dikwijls met een bep. met aan of in.
WNT: onz. zw.ww. (in Antw. ook st. ww). Van slikken met ver~.
Onz. Na de 17de e. alleen nog in Vl.-België aangetroffen.
- ’Ten is noch Hengel-roe, noch Visscher die ’tbeschickt, ’Tbedrogh is in het aes daer ’tVisken aen verslickt, huygens, Ged. 6, 162 (1657).
- Hij verslikte aan een beetje brood, de bo (1873).
Hij verslikte aan de opgewondene haast waarin hij opliep en ze gingen beiden geweldig aan ’t hoesten, stijn streuvels, Dagen 16 (1902)
De jongens verslikten van ’t lachen, stijn streuvels, Lentelev. 89 (1899).
Zij verslikte in haar speeksel.
Nieuwe versie!
Er is een nieuwe versie van het Vlaams Woordenboek online. Mocht je problemen ondervinden, gelieve deze te melden op onze
GitHub.