Registreer als nieuwe gebruiker om het Vlaamse Woordenboek op zijn best te kunnen gebruiken. Als ingelogde gebruiker kunt ge bijvoorbeeld nieuwe termen aan ons woordenboek toevoegen, andermans definities verbeteren, en reageren op bestaande definities.
bij jullie
zie ook: tulders
Antw.: ba-j olle
De barbeque was vorig jaar tjulders. Dit jaar zal het bij ons plaats vinden.
(Antw.) Dem BBQ was veureg joar ba-j olle. Dees joar komde ba-j ongs.
een katholiek, bij uitbreiding een christen-democraat
Afkomstig van het Franse calotte. Een (even pejoratief) synoniem is tjeef.
< kalot: (1677) <Fr. calotte
(vaak verkleinv.) mutsje dat r.-k. bisschoppen, vroeger ook priesters, op de kruin dragen
(vandaar, gewestelijk, verouderd) spotnaam voor klerikaal
(in ’t mv.) de partij der klerikalen (Van Dale 2005)
De kaloten hebben de verkiezingen gewonnen.
À bas la calotte!
Hij die ’t licht niet kan verdragen der Geen Taalse zon,
hij weze een kaloot of een bekrompen franskiljon.
(achtervoegsel dat tegenwoordig deelwoord v.e. werkwoord aangeeft) al -end
Grinsenterre goenk ze thérres (al wenend ging zij naar huis)
Stonnenterre èète (staande eten)
Fleetenterre begoster on de lèste stravel te graove (al fluitend begon hij te graven aan het laatste perceel)
WNT:
PARETTE, znw. vr., mv. -ten. Daarnaast pret(te) Een in Z.-Nederl., meestal in het mv. voorkomend woord, dat waarschijnlijk één is met Pret en verwant met Part en Prat
1. Pralerij, snoevende manier van doen. Verg. bij Kiliaan: ”pratte, parte. Arrogantia, audax facinus”.
Hij maakt veel p(a)retten, De Bo (1873).
Wie heeft er u geleerd van al die paretten te maken? Joos (1900-1904).
2. Part, gril, kuur.
Zijn paretten spelen, Corn.-Vervl. (en Schuerm. (1865-1870)).
Ze heeft vandaag heur paretten gehad, Joos (1900-1904).
3. Aardig voorval, ongeval, ”spel”. In de verbinding: paretten hebben.
De voerman had paretten mee ze’ pèèrd, het begost te springen en te steigeren, Corn.-Vervl.
Ik heb daar gisteren op de groote baan een paretje gehad, er vroeg mij een gewapende man naar toebakgeld, Joos (1900-1904).
Samenst. Parettemaker, windmaker, beslagmaker (De Bo (1873); Joos (1900-1904)). WNT
vgl. Gent: perrewettenmaker, bij perrewetten maken
Nieuwe versie!
Er is een nieuwe versie van het Vlaams Woordenboek online. Mocht je problemen ondervinden, gelieve deze te melden op onze
GitHub.