Registreer als nieuwe gebruiker om het Vlaamse Woordenboek op zijn best te kunnen gebruiken. Als ingelogde gebruiker kunt ge bijvoorbeeld nieuwe termen aan ons woordenboek toevoegen, andermans definities verbeteren, en reageren op bestaande definities.
hevig bibberen
vgl. Antwerpen: rijlen
WNT:Modern lemma: rijeren
daarnaast rijderen < Mhd. rîderen. Frequentatieve vorm van Rij(d)en
Rillen, bibberen, sidderen, huiveren.
Hetzelfde als Rijelen. In N.-Nederl. verouderd.
“Rijeren van de körts” Corn.-Vervl.
Hij stond daar te reieren van de kou.
Ge kunt ook reieren van de schrik.
(ook reier)
mannelijk konijn
< rijder: als benaming voor het mannetje van het konijn. In Z.-Nederl.; in N.-Nederl. rammelaar geheeten. (WNT)
Nooit de reier bij de moiers (vrouwelijke konijnen) laten zitten, anders heb je binnen de kortste keren een hele konijnenkolonie.
suikersnoepgoed
Op de Sinksenfoor stond jaren geleden een kraam, waar ge de warme rek kon zien maken. In de muur was een grote kram bevestigd. Met twee handen sloeg de snoepmaker een streng suikergoed over de kram en rekte die uit door eraan te trekken. Daarna werden de twee einden samengeplakt en werd de beweging herhaald.
reuma
zie ook rematis
Ons bomma haar vingers staan krom van de rammetis.
rouwkleding dragen
In het W.-V. Tielt lopen de vrouwen ‘in de rouwe’.
Hageland: raa, in de ~
Hoe dichter familie de overledene was, des te langer liepen de vrouwen ‘in de rouwe’.
Nieuwe versie!
Er is een nieuwe versie van het Vlaams Woordenboek online. Mocht je problemen ondervinden, gelieve deze te melden op onze
GitHub.