Vlaams Woordenboek logo

Het Vlaams woordenboek


Index

A B C D E F G H I J K L M N O P Q R S T U V W X Y Z

Log in

Registreer als nieuwe gebruiker om het Vlaamse Woordenboek op zijn best te kunnen gebruiken. Als ingelogde gebruiker kunt ge bijvoorbeeld nieuwe termen aan ons woordenboek toevoegen, andermans definities verbeteren, en reageren op bestaande definities.

Uw gebruikersnaam
Uw geheime paswoord

  • Log in
  • Wijzigingen door de Bon

    jassendraaier
    (zn. m. -s)

    overloper, iemand die van kamp of van gedacht verandert. Jassendraaier is de nieuwere versie van kazakkendraaier, waarin jas ‘kazak’ vervangt.

    Het geheel ontaardde dan ook op een scheldtirade met de lelijkste woorden op de sociale media aan het adres van de politieker, die verweten werd voor de vuilste stront van de straat, te weten dat hij een leugenaar, postjespakker en jassendraaier is. (bron: internet)

    Gans Vlaanderen
    Bewerking door de Bon op 10 Feb 2013 12:35
    0 reactie(s)

    nieuwloopte zijn
    (uitdr.)

    snel naar iets nieuw overstappen
    vlug denken dat het nieuwe beter is dan het oude

    vgl. nieuwsgezind

    Die jonge kapster heeft al direct veel werk. Ja, sommige mensen zijn nieuwloopte hé.

    Provincie West-Vlaanderen
    Bewerking door de Bon op 07 Feb 2013 12:28
    0 reactie(s)

    nieuwsgezind
    (bn.)

    - die openstaat voor nieuwe dingen
    - (uitbreiding): die steeds het (aller)nieuwste wil

    vgl. nieuwloopte zijn

    Ik ben nieuwsgezind. Ik heb de auto bijna een jaar, en wil eens iets anders.

    Gans Vlaanderen
    Bewerking door de Bon op 07 Feb 2013 12:27
    1 reactie(s)

    timsel
    (o.)

    nestmateriaal, datgene waar een vogel z’n nest mee bouwt

    < timmersel < timmeren = bouwen, verwant met Latijn domus (huis)

    De oudste betekenis van timmeren moet geweest zijn: bouwen, onverschillig welk materiaal gebruikt werd; bij de oude Germanen zal daarbij uit den aard der zaak voornamelijk, zoo niet uitsluitend, hout zijn gebezigd. In het Middelnederlands is nog herhaaldelijk sprake van het timmeren van steenen gebouwen, doch in de 15de e. wordt reeds onderscheid gemaakt tusschen ”temmeren” en ”metsen”. (WNT)

    “Timmeren zegt men ten platten lande van de vogels, wanneer zij een nestje maken, hetwelk sommigen zoo kunstig en doelmatig weten te doen, als de beste bouwmeester. B.v. De vink is aan het timmeren. De bouwstof tot het nestje heet het timmersel.” J. Hoeufft, Proeve van Bredaasch taal-eigen (1836)

    De vogelkes kwamen af en aan vliegen met timsel in hunnen bek om hun nestje toch maar op tijd af te krijgen.

    Regio Antwerpse Kempen
    Bewerking door de Bon op 07 Feb 2013 12:23
    1 reactie(s)

    timsel
    (o.)

    nestmateriaal, datgene waar een vogel z’n nest mee bouwt

    < timmersel < timmeren = bouwen, verwant met Latijn domus (huis)

    De oudste betekenis van timmeren moet geweest zijn: bouwen, onverschillig welk materiaal gebruikt werd; bij de oude Germanen zal daarbij uit den aard der zaak voornamelijk, zoo niet uitsluitend, hout zijn gebezigd. In het Middelnederlands is nog herhaaldelijk sprake van het timmeren van steenen gebouwen, doch in de 15de e. wordt reeds onderscheid gemaakt tusschen ”temmeren” en ”metsen”. (WNT)

    De vogelkes kwamen af en aan vliegen met timsel in hunnen bek om hun nestje toch maar op tijd af te krijgen.

    Regio Antwerpse Kempen
    Bewerking door de Bon op 07 Feb 2013 12:15
    1 reactie(s)

    Nieuwe versie!
    Er is een nieuwe versie van het Vlaams Woordenboek online. Mocht je problemen ondervinden, gelieve deze te melden op onze GitHub.

    Het Vlaams woordenboek  |  Concept en realisatie door Anthony Liekens

    Creative Commons License

    Het Vlaams Woordenboek by Anthony Liekens is licensed under a Creative Commons Attribution-NonCommercial-ShareAlike 4.0 International License.