Registreer als nieuwe gebruiker om het Vlaamse Woordenboek op zijn best te kunnen gebruiken. Als ingelogde gebruiker kunt ge bijvoorbeeld nieuwe termen aan ons woordenboek toevoegen, andermans definities verbeteren, en reageren op bestaande definities.
overloper, iemand die van kamp of van gedacht verandert. Jassendraaier is de nieuwere versie van kazakkendraaier, waarin jas ‘kazak’ vervangt.
Het geheel ontaardde dan ook op een scheldtirade met de lelijkste woorden op de sociale media aan het adres van de politieker, die verweten werd voor de vuilste stront van de straat, te weten dat hij een leugenaar, postjespakker en jassendraaier is. (bron: internet)
snel naar iets nieuw overstappen
vlug denken dat het nieuwe beter is dan het oude
vgl. nieuwsgezind
Die jonge kapster heeft al direct veel werk. Ja, sommige mensen zijn nieuwloopte hé.
- die openstaat voor nieuwe dingen
- (uitbreiding): die steeds het (aller)nieuwste wil
vgl. nieuwloopte zijn
Ik ben nieuwsgezind. Ik heb de auto bijna een jaar, en wil eens iets anders.
nestmateriaal, datgene waar een vogel z’n nest mee bouwt
< timmersel < timmeren = bouwen, verwant met Latijn domus (huis)
De oudste betekenis van timmeren moet geweest zijn: bouwen, onverschillig welk materiaal gebruikt werd; bij de oude Germanen zal daarbij uit den aard der zaak voornamelijk, zoo niet uitsluitend, hout zijn gebezigd. In het Middelnederlands is nog herhaaldelijk sprake van het timmeren van steenen gebouwen, doch in de 15de e. wordt reeds onderscheid gemaakt tusschen ”temmeren” en ”metsen”. (WNT)
“Timmeren zegt men ten platten lande van de vogels, wanneer zij een nestje maken, hetwelk sommigen zoo kunstig en doelmatig weten te doen, als de beste bouwmeester. B.v. De vink is aan het timmeren. De bouwstof tot het nestje heet het timmersel.” J. Hoeufft, Proeve van Bredaasch taal-eigen (1836)
De vogelkes kwamen af en aan vliegen met timsel in hunnen bek om hun nestje toch maar op tijd af te krijgen.
nestmateriaal, datgene waar een vogel z’n nest mee bouwt
< timmersel < timmeren = bouwen, verwant met Latijn domus (huis)
De oudste betekenis van timmeren moet geweest zijn: bouwen, onverschillig welk materiaal gebruikt werd; bij de oude Germanen zal daarbij uit den aard der zaak voornamelijk, zoo niet uitsluitend, hout zijn gebezigd. In het Middelnederlands is nog herhaaldelijk sprake van het timmeren van steenen gebouwen, doch in de 15de e. wordt reeds onderscheid gemaakt tusschen ”temmeren” en ”metsen”. (WNT)
De vogelkes kwamen af en aan vliegen met timsel in hunnen bek om hun nestje toch maar op tijd af te krijgen.
Nieuwe versie!
Er is een nieuwe versie van het Vlaams Woordenboek online. Mocht je problemen ondervinden, gelieve deze te melden op onze
GitHub.