Registreer als nieuwe gebruiker om het Vlaamse Woordenboek op zijn best te kunnen gebruiken. Als ingelogde gebruiker kunt ge bijvoorbeeld nieuwe termen aan ons woordenboek toevoegen, andermans definities verbeteren, en reageren op bestaande definities.
persoon die graag en veel reist (hoeft niet noodzakelijk naar een eiland te zijn)
Ons ma is nen echten eilandhopper, in de krokus zit zop Tenerif, me pausen op Tirol en von de zomer gauze naur Spênne.
AN: Ons moeder houdt van reizen: tijdens de krokusvakantie ging ze naar Tenerife, met Pasen naar Tirol (skiën, vandaar de “op”, die “op de berg, piste” betekent") en deze zomer gaat ze naar Spanje
uitroep van afschuw
jakkes, bah
“Daar is schimmel aan.” “Eikes!”
dom iemand, domoor, stommerik
Hij kan niet tellen, het is nen echte stoemmerik.
in zichzelf, bij zichzelf
zie ook: ‘zijn eigen’ (eigen, zijn ~), peizen, in uw eigen ~
Maasland: in/bie_ zie_n ege
Hij zei wel ja, maar dacht in zijn eigen: foert!
Hij is ne schuwe die altijd in zijn eigen gekeerd is.
Mannen, we moeten in ons eigen geloven, anders kunnen we die match nooit winnen!
Ik heb voldoende vertrouwen in mijn eigen dat ik dat jobke op tijd af zal hebben.
tandprothese, vals gebit
zie eetplatse, salle à manger
Mijn eetkamer was in twee stukken gebroken. Repareren duurde gelukkig niet lang.
Nieuwe versie!
Er is een nieuwe versie van het Vlaams Woordenboek online. Mocht je problemen ondervinden, gelieve deze te melden op onze
GitHub.