Registreer als nieuwe gebruiker om het Vlaamse Woordenboek op zijn best te kunnen gebruiken. Als ingelogde gebruiker kunt ge bijvoorbeeld nieuwe termen aan ons woordenboek toevoegen, andermans definities verbeteren, en reageren op bestaande definities.
- een onaangename opdracht of taak die binnenkort moet gedaan worden en een zekere angst bezorgd
- iemand die binnenkort voor lange tijd vertrekt en een beetje zenuwachtig is
W.-VL.: het begint te niepen
- Nu hij overmorgen zijn rijexamen moet afleggen begint het te niepen bij Jan, hij zal opgelucht zijn als het gedaan is.
- Het begint te nijpen nu Jan binnenkort naar Japan vertrekt.
hebben en houden, bazaar, klos
zie ook klikken en klakken, met uw ~ buitenvliegen
WNT: zie klak:
Naam voor een ratel, reeds door Kiliaan (1599) als verouderd aangewezen; doch vergelijk de bet.: lazarusklep
Klacke. vetus. Crepitaculum. Ang. klacke. Kiliaan (1599)
Als een pestlijder verbannen werd nam hij zijn spullen, zijn “claquoir” en zijn “cliquettes”, om niet meer terug te komen. Claquoir en cliquettes waren geluidsintrumentjes die de pestlijder moest gebruiken om anderen te verwittigen van zijn nabijheid.
VD2013 online: Belgisch-Nederlands, spreektaal
Die grote wou over de muur klefferen maar hij viel er bijna met zijn klikken en klakken af.
Na zijn escapades is hij met zijn klikken en klakken buitengevlogen.
niet goed uw best doen, nonchalant zijn
Vroeger werd de klak bij wijze van orakel gebruikt.
In onze streke, als men uitgaat om een peerd te koopen, men smijt zijn klakke omhooge, en alwaar de vooie wijst als zij gevallen is, aldaar moet men gaan om eenen goeden koop te doen. (uit: Rond den Heerd bij De Bo 1158 a (c. 1866)). (WNT)
Toen ik nog naar school ging haatte ik Frans en fysica, dus daar heb ik er serieus met mijn klak hene geslagen.
pet
FR: casquette
FR: chapeau-claque = klakhoed. Hoge, platklapbare hoed.
WNT: klak is voornamelijk een woord van de zuidnederlandsche gewesten.
Klakke: een naam voor verschillende hoofddeksels, van welken de oorsprong niet is na te gaan.
In Vlaamsch België en ook in Nederlandsch Limburg, de naam voor het hoofddeksel van mannen, knapen en jongens. Het is een soort van ronde muts of baret met een stijve klep van voren. De klak wordt buitenshuis gedragen en daartoe opgezet; zij wordt, uit beleefdheid voor anderen, afgenomen; in huis, althans in de kamer, wordt de klak afgezet.
Eertijds in de Kempen. De naam van een lederen hoofddeksel der kleine meisjes, dat het geheele hoofd als een muts bedekte (Corn.-Vervl.).
Klak … is in gansch vlaamsch België de bijzondere naam der mansmutsen met stijve klep … boven de oogen, in Holland pet genoemd, Schuerm. (1865-1870).
Klak, v. … Een pet, eene mannemuts, fr. casquette, De Bo (1873).
Opa draagt altijd zijn klak.
Dien Johnny heeft een belachelijke klak op.
Nieuwe versie!
Er is een nieuwe versie van het Vlaams Woordenboek online. Mocht je problemen ondervinden, gelieve deze te melden op onze
GitHub.