Registreer als nieuwe gebruiker om het Vlaamse Woordenboek op zijn best te kunnen gebruiken. Als ingelogde gebruiker kunt ge bijvoorbeeld nieuwe termen aan ons woordenboek toevoegen, andermans definities verbeteren, en reageren op bestaande definities.
groentekweker;
zie boerkoos
variant perkuus
“Ongeleed zijn ajôin (agent), boês (baas), berkuus of perkuus (groentekweker), boor (boer), kuinink (koning), matruus en smid.” (professions-int-brussels-sera-de-vriendt.pdf)
Langs de oevers van de beek vestigden zich landbouwbedrijfjes, die voornamelijk werden geëxploiteerd door tuinbouwers (“Berkuus” in het dialect), die ook wat vee hielden. (http://www.vorst.irisnet.be/nl/kennismaking-met-vorst)
groentekweker
< van het Middelnederlands broeckoys: samenstelling van broeck (moeras) en de Middelfranse uitgang -oys (bewoner van, man van, bijvoorbeeld zoals in Bruxellois). In de loop van de eeuwen werd broeckoys vervormd tot broekois, boerkoos, berkoos, berkuus, perkuus.
“Berkoos. – Lezing door Isidoor Teirlinck.
Spreker deelt den tekst of den inhoud mede van een aantal oorkonden betreffende het broekois-ambacht te Brussel, van af de XIVe eeuw. De leden daarvan, warmoezeniers van beroep, woonden in het gedeelte van Brussel dat toen Orsendale heette, of ook het Broekland. Ze worden ook die Broekluden genaamd. In lateren tijd wordt de benaming broekois vervormd tot boerkoos en thans is de uitspraak berkoes.
Er kan niet aan getwijfeld worden dat Broekois eene Fransche afleiding van het woord broek is, later in het Brusselsche Nederlandsch overgenomen. De gangbare etymologie uit het Frans précoce moet zeker als verkeerd beschouwd worden.” (Verslagen en mededelingen van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde 1927)
“Onder meer door de geringe beschikbare oppervlakte zijn plaatselijke tuinders (ook boerkozen genoemd) zich verder gaan specialiseren in zeer arbeidsintensieve teelten zoals radijzen, veldsla en busselajuin.” (boerenbond.be)
groentekweker
< van het Middelnederlands broeckoys: samenstelling van broeck (moeras) en de Middelfranse uitgang -oys (bewoner van, man van, bijvoorbeeld zoals in Bruxellois). In de loop van de eeuwen werd broeckoys vervormd tot broekois, boerkoos, berkoos, berkuus, perkuus.
“Berkoos. – Lezing door Isidoor Teirlinck.
Spreker deelt den tekst of den inhoud mede van een aantal oorkonden betreffende het broekois-ambacht te Brussel, van af de XIVe eeuw. De leden daarvan, warmoezeniers van beroep, woonden in het gedeelte van Brussel dat toen Orsendale heette, of ook het Broekland. Ze worden ook die Broekluden genaamd. In lateren tijd wordt de benaming broekois vervormd tot boerkoos en thans is de uitspraak berkoes.
Er kan niet aan getwijfeld worden dat Broekois eene Fransche afleiding van het woord broek is, later in het Brusselsche Nederlandsch overgenomen. De gangbare etymologie uit het Frans précoce moet zeker als verkeerd beschouwd worden.”
“Onder meer door de geringe beschikbare oppervlakte zijn plaatselijke tuinders (ook boerkozen genoemd) zich verder gaan specialiseren in zeer arbeidsintensieve teelten zoals radijzen, veldsla en busselajuin.” (boerenbond.be)
groentekweker
< van het Middelnederlands broeckoys: samenstelling van broeck (moeras) en de Middelfranse uitgang -oys (bewoner van, man van, bijvoorbeeld zoals in Bruxellois). In de loop van de eeuwen werd broeckoys vervormd tot broekois, boerkoos, berkoos, berkuus, perkuus.
“Onder meer door de geringe beschikbare oppervlakte zijn plaatselijke tuinders (ook boerkozen genoemd) zich verder gaan specialiseren in zeer arbeidsintensieve teelten zoals radijzen, veldsla en busselajuin.” (boerenbond.be)
Nieuwe versie!
Er is een nieuwe versie van het Vlaams Woordenboek online. Mocht je problemen ondervinden, gelieve deze te melden op onze
GitHub.