Vlaams Woordenboek logo

Het Vlaams woordenboek


Index

A B C D E F G H I J K L M N O P Q R S T U V W X Y Z

Log in

Registreer als nieuwe gebruiker om het Vlaamse Woordenboek op zijn best te kunnen gebruiken. Als ingelogde gebruiker kunt ge bijvoorbeeld nieuwe termen aan ons woordenboek toevoegen, andermans definities verbeteren, en reageren op bestaande definities.

Uw gebruikersnaam
Uw geheime paswoord

  • Log in
  • Wijzigingen door de Bon

    regenfrak
    (de ~ (m.), ~ken)

    regenjas

    Regenjas
    Diverse regenfrakken

    Met dit weer kunt ge uwe regenfrak niet missen.

    Regio Antwerpen
    Bewerking door de Bon op 11 Apr 2018 14:01
    0 reactie(s)

    frak
    (de ~ (m.), ~ken)

    jas, mantel, kledingstuk voor buiten voor mannen, vrouwen, kinderen 

    < Een frak was oorspronkelijk een net herenkledingstuk (op het bovenlichaam) dat elke dag gedragen kon worden. Bij de veranderende mode (lange jassen werden steeds gewoner) veranderde de betekenis van het woord frak in de 18e eeuw in het Zuid-Nederlandse taalgebied mee. In Nederland nam ‘jas’ deze rol over en evolueerde de betekenis van frak juist de andere kant op, tot een chic herenkledingstuk dat alleen bij bijzondere gelegenheden wordt gedragen. (etymologiebank)

    Van Dale 2018 online : 1782 < Frans frac of Duits Frack < En­gels frock < Oud­frans froc (mon­niks­pij)
    1. lang­pan­di­ge he­ren­jas
    = rok­jas
    2. BE; niet al­ge­meen jas van een kos­tuum, jas in het al­ge­meen

    Zurich Fashion (6673273169)

    Het begon te regenen, maar ik was mijne frak vergeten.

    Kom! Doe je frakske aan! Het is flink kouder geworden!

    “Frak” was ook het zwarte kledingstuk, gedragen door de “suisse” (naar analogie met de Zwitserse wachten in het Vaticaan) in de kerk. Dat waren zwarte lange jassen zonder knopen, maar versierd met zwarte noppen op schouder en arm.

    Uitdrukkingen:
    - Uwe frak afdraaien is in Antwerpen: (een beetje tegen uw goesting) hard werken (als enige, soms met weinig appreciatie en resultaat). ‘k Zalle k’ik mijne frak wel afdraaien terwijl dat die ander in ’t café zitten.

    Zo de wind waait, waait m’n frakse wordt gezegd van mensen die uit opportuniteit hun mening veranderen.
    Eerst was hij bij de sossen (de socialisten), nu zit hij bij de blauw omdat ze voorspellen dat die bij de verkiezingen gaan winnen: zo de wind waait, waait z’n frakske.

    amai mijne frak: in het Engels: Oh my God
    Amai mijne frak, ’t is warm.

    Provincie Antwerpen
    Bewerking door de Bon op 11 Apr 2018 13:54
    9 reactie(s)

    zjaar
    (de ~ (m.), geen mv. /zja:r/)

    1) hoge dunk, streken verkopen, een air hebben

    < Frans grand genre: grote zjaar

    Woordenboek der Nederlandsche Taal: bij zjèren: afgeleid zjaar:
    Wijze waarop iemand handelt of te werk gaat; manier van doen. In de aanhaling steeds in de verbinding groote zjèèr, groot vertoon.
    - Groote zjaar, prachtvertoon, trant, wijze der rijken, Joos (1900-1904)
    - ’t Is allemaal groote zj?r in dat huis, Cornelissen-Vervliet (1903).
    — Ze hebben ’nen knecht die een frak draagt met vergulde knoppen, dat is de groote zjaar, Joos (1900-1904).

    zie ook zjaartrut, zjaarwijf, zjaaremme, zjaarkloot

    2) iemands zjaar, iemand zijn genre
    passend bij, iemands stijl, voorkeur
    zonder grootsheid

    1) Hij heeft nogal wat zjaar bij.

    2) Dat vintage kastje kon ik niet laten staan. Vintage is mijne zjaar, hé. (Regio Waasland).

    Provincie Antwerpen
    Bewerking door de Bon op 11 Apr 2018 13:47
    0 reactie(s)

    zjaar
    (de ~ (m.), geen mv. /zja:r/)

    1) hoge dunk, streken verkopen, een air hebben

    < Frans grand genre: grote zjaar

    Woordenboek der Nederlandsche Taal: bij zjèren: afgeleid zjaar:
    Wijze waarop iemand handelt of te werk gaat; manier van doen. In de aanhaling steeds in de verbinding groote zjèèr, groot vertoon.
    - Groote zjaar, prachtvertoon, trant, wijze der rijken, Joos (1900-1904)
    - ’t Is allemaal groote zj?r in dat huis, Cornelissen-Vervliet (1903).
    — Ze hebben ’nen knecht die een frak draagt met vergulde knoppen, dat is de groote zjaar, Joos (1900-1904).

    zie ook zjaartrut, zjaarwijf, zjaaremme, zjaarkloot, vgl gesten hebben

    2) iemands zjaar, iemand zijn genre
    passend bij, iemands stijl, voorkeur
    zonder grootsheid

    1) Hij heeft nogal wat zjaar bij.

    2) Dat vintage kastje kon ik niet laten staan. Vintage is mijne zjaar, hé. (Regio Waasland).

    Provincie Antwerpen
    Bewerking door de Bon op 11 Apr 2018 13:47
    0 reactie(s)

    zjaaremme
    (de ~ (v.), ~n)

    een vrouw met veel streken

    zie ook zjaar, zjaartrut, zjaarwijf, zjaarkloot

    Zij kwam met veel omhaal binnen: een echte zjaaremme.

    Regio Antwerpen
    Bewerking door de Bon op 11 Apr 2018 13:45
    0 reactie(s)

    Nieuwe versie!
    Er is een nieuwe versie van het Vlaams Woordenboek online. Mocht je problemen ondervinden, gelieve deze te melden op onze GitHub.

    Het Vlaams woordenboek  |  Concept en realisatie door Anthony Liekens

    Creative Commons License

    Het Vlaams Woordenboek by Anthony Liekens is licensed under a Creative Commons Attribution-NonCommercial-ShareAlike 4.0 International License.