Registreer als nieuwe gebruiker om het Vlaamse Woordenboek op zijn best te kunnen gebruiken. Als ingelogde gebruiker kunt ge bijvoorbeeld nieuwe termen aan ons woordenboek toevoegen, andermans definities verbeteren, en reageren op bestaande definities.
graszode, graspol
bet. in Haspengouw: grasperk
zie ook gersflakke
De groezen groeien weer over het tuinpadje. Ge zou ze eens moeten afsteken.
(Haspeng.) de kinderen zijn op de groes aan het spelen
schaamhaar
Kempen: ook kroes
Annabel, ge moet uwe groes eens wat bijknippen tegen dat ge volgende keer ga zwemmen.
dochtertje
vr.: een klein
m.: ne kleine
meervoud: klein mannen
“Ons klein (klein meisje) gaat al naar de school.” (Cornelissen, Idioticon van het Antwerpsch dialect (1936))
Nu hij een dochterke heeft kan hij niet meer zo vaak uitgaan.
Hij kan niet meer zo veel uitgaan want hij ee “een klein”.
1. korst (van brood)
2. de vloer, de grond (verkorting van aardkorst)
uitspraak in Antwerpen: këst
’t Lee op de köst.
(het ligt op de vloer/op de grond)
Toerist met een step gaat tegen de korst. (sporza.be)
Onzacht tegen de korst in 2014 (filmpje). (humo.be)
kletsen, babbelen, sjaafelen, tetteren
Woordenboek der Nederlandsche Taal: Modern lemma: sjouwelen; sjauwelen: waarschijnlijk een klanknabootsing, verg. Wauwelen.
- Babbelen, kletsen, wauwelen. Te Antwerpen.
Da’ wijf gaat overal sjauwelen in de geburen, Cornelissen-Vervliet (1899).
- In den zin van: praatjes over iemand vertellen.
Daar wördt veul gesjauweld da’ nie’ waar en is.
Ik heb over die zaak al veul hooren sjauwelen. Corn.-Vervl.
zie ook sjauwel(aar)
Die stonden op den hoek van de straat te sjauwelen. En een uur later stonden die er nog.
Nieuwe versie!
Er is een nieuwe versie van het Vlaams Woordenboek online. Mocht je problemen ondervinden, gelieve deze te melden op onze
GitHub.
