Wijzigingen door de Bon

tram 3..(4,5,6), met ~ mee zijn

(uitdr.)

30, 40, 50 … geworden zijn

variant: “oep tram 7,8,9 zitte”

zie ook tram 3,4,5,6,
voordeur, een nieuw ~ krijgen

tram 3..(4,5,6), met ~ mee zijn

(uitdr.)

30,40,50 … geworden zijn

variant: “oep tram 7,8,9 zitte”

zie ook tram 3, 4, 5, 6,
voordeur, een nieuw ~ krijgen

voordeur, een nieuw ~ krijgen

(uitdr.)

Als je 10, 20, 30, 40, … wordt, dan krijg je een nief veurdeur.

Van Dale 2015 online: Belgisch-Nederlands

zie ook tram 3..(4,5,6), met ~ mee zijn

voordeur, een nieuw ~ krijgen

(uitdr.)

Als je 10, 20, 30, 40, … wordt, dan krijg je een nief veurdeur.

zie ook tram 3..(4,5,6), met ~ mee zijn

Van Dale 2015 online: Belgisch-Nederlands

kom

(zn. v. -men)

- recipiënt, groter dan een kopje
- gebruikt om aan de mond te zetten, bol die een drinkbare vloeistof kan inhouden
- de hoeveelheid die zo’n kom bevat

WNT: Kom
Benaming voor vaten in den vorm van een bolsegment van betrekkelijk groote diepte, of in een daarvan niet al te zeer afwijkenden vorm; inzonderheid gebruiksvoorwerpen, in de eerste plaats vaatwerk dienend om er uit te drinken of te eten of gereedgemaakte spijs of drank in op te dienen. In N.-Nederl. is kom als benaming van een voorwerp om uit te drinken thans beperkt tot eenvoudige kringen.
vb. Verder schonk zij voor de tweede maal een potje koffie op, want Triene dronk telkens een kommeken, Courtmans-Berchmans, Gesch. v.d. J. 68 (1864).

Man drinkt uit een kom

zie ook kom koffie