Vlaams Woordenboek logo

Het Vlaams woordenboek


Index

A B C D E F G H I J K L M N O P Q R S T U V W X Y Z

Log in

Registreer als nieuwe gebruiker om het Vlaamse Woordenboek op zijn best te kunnen gebruiken. Als ingelogde gebruiker kunt ge bijvoorbeeld nieuwe termen aan ons woordenboek toevoegen, andermans definities verbeteren, en reageren op bestaande definities.

Uw gebruikersnaam
Uw geheime paswoord

  • Log in
  • Wijzigingen door de Bon

    gelijk
    (bw.)

    onmiddellijk, direct, meteen

    zie ook: gelijk, in ’t ~

    regio: Antwerpse Kempen en standaardtaal in Nederland
    “Schiet op, de voorstelling begint gelijk. (standaardtaal in Nederland)” Taaladvies.net

    zie andere definities van gelijk

    Dat zal ik gelijk regelen.

    Ik ben gelijk content, nu dat ik u zien.

    Ik ga d’er gelijk aan beginnen se, as ge ’n secondje kunt wachten.

    Regio Standaard Nederlands
    Bewerking door de Bon op 25 Jul 2018 18:16
    12 reactie(s)

    gelijk
    (voegwoord)

    zoals, (even)als, alsof

    Woordenboek der Nederlandsche Taal: Als voegwoord van wijze. Evenals het voegwoord als, wordt gelijk ook gebezigd, om de wijze, waarop iemand of iets voorgesteld wordt, bij vergelijking te kennen te geven. Het staat dan in beteekenis nagenoeg gelijk met als zelf, met of ’t ware of als ’t ware.
    In deze toepassing echter komt het thans weinig meer voor, ofschoon in Vlaamsch België nog in gebruik (Schuermans (1883)).

    zie ook andere definities van gelijk

    Uw manieren en principes zijn juist gelijk uw vader.

    Gelijk het er nu naar uitziet zal er misschien toch nog een regering komen.

    Ik ben weer helemaal de oude, gelijk ge ziet!

    (Ge)lijk da gij weet hoe dat da moet.

    Gans Vlaanderen
    Bewerking door de Bon op 25 Jul 2018 18:16
    1 reactie(s)

    gelijk
    (bw.)

    om het even, eender

    taaladvies.net: status standaardtaal in België onduidelijk

    Van Dale 2013 online: onderling niet afwijkend, synoniem: overeenkomstig
    het is mij gelijk: geheel hetzelfde, om het even, onverschillig

    ook: gelijk wie, gelijk hoe, gelijk wanneer, gelijk welk, gelijk wat, …

    andere definities van gelijk

    Om zeven uur of om acht uur? Het is mij gelijk, zeg het maar.

    Mij gelijk wat we eten, alleen geen frieten want die heb ik deze week al twee keer geten.

    Gelijk wat hij doet, het is verkeerd.

    Gans Vlaanderen
    Bewerking door de Bon op 25 Jul 2018 18:14
    0 reactie(s)

    pintje
    (zn. o. -s)

    glas bier, meestal pilsbier

    zie ook pint

    Van Dale bij pintje: Belgisch-Nederlands, informeel: glas pils
    synoniem: pilsje, biertje

    Jos: Komaan, we gaan een pintje pakken.
    Karel: Ja ’t is goed, eentje!
    Jos: Jaja, eentje, en dan gaan we naar huis.

    Pintje klinken, pintje drinken, jongens wat een zaligheid, Wij doen mede aan dat tweede werkje van barmhartigheid. (A. Preud’homme)

    Dan rijdt u ’s avonds de oprit op, gaat de garagepoort open, springen de lichten aan, rolt er een pintje uit de frigo, en springt Netflix aan terwijl u naar de zetel wandelt. (vrt.be)

    Ergens in Antwerpen onder de Lieve Vrouwetoren:
    - Ober, een ‘pinteke’, graag.
    - Mijnheer komt uit Nederland?
    (opm: pinteke is Nederlands-Belgisch)

    Tegelijkertijd, ergens aan de Amsterdamse grachten:
    - Garçon, een ‘biereke’ alstublieft.
    - Mijnheer komt uit België?

    Gans Vlaanderen
    Bewerking door de Bon op 25 Jul 2018 18:04
    3 reactie(s)

    pint
    (zn. v., ~en)

    glas bier

    Etymologiebank: In het Belgisch-Nederlands is pint(je) nog steeds het gewone woord voor een glas bier (meestal pils). (M. Philippa)

    SN: Van Dale 2013 online: glas pils

    in Vlaanderen toch meer specifiek toegepast:
    1. een glas pils (meestal 1/4 l = 25cl of 1/3 l = 33 cl, resp. een klein of een grote pint)
    2. het bierglas
    3. het drinkglas
    4. een al dan niet alcoholische drank (eventueel op café):
    - Een pint zou me nu wel smaken.
    - Gaan we in den Engel een pint drinken? (die pint kan dan gelijk wel bier of andere drank zijn)
    - Hij heeft precies wat teveel pinten gedronken. (zat zijn)

    zie ook pintje, pinten pakken

    1. Een goeie cafébaas weet hoe hij zijn pinten moet tappen.

    2. Een goeie cafébaas weet hoe hij zijn pinten moet spoelen.
    2. Er is een actie bij Jupiler: Bij een bak krijgt ge gratis een pint.

    3. Die saus lengt ge vervolgens aan met een pint water.
    3. Vakantie – Stacaravan te koop: stacaravan merk nordstar caravan 9m op3.10 m voortent 9 m op2.70m , keukengerei, potten, pannen, borden, tassen, pinten, … (www.internetgazet.be)

    4. Zijt ge gisteren weer pinten gaan drinken?

    Gans Vlaanderen
    Bewerking door de Bon op 25 Jul 2018 17:59
    9 reactie(s)

    Nieuwe versie!
    Er is een nieuwe versie van het Vlaams Woordenboek online. Mocht je problemen ondervinden, gelieve deze te melden op onze GitHub.

    Het Vlaams woordenboek  |  Concept en realisatie door Anthony Liekens

    Creative Commons License

    Het Vlaams Woordenboek by Anthony Liekens is licensed under a Creative Commons Attribution-NonCommercial-ShareAlike 4.0 International License.