Vlaams Woordenboek logo

Het Vlaams woordenboek


Index

A B C D E F G H I J K L M N O P Q R S T U V W X Y Z

Log in

Registreer als nieuwe gebruiker om het Vlaamse Woordenboek op zijn best te kunnen gebruiken. Als ingelogde gebruiker kunt ge bijvoorbeeld nieuwe termen aan ons woordenboek toevoegen, andermans definities verbeteren, en reageren op bestaande definities.

Uw gebruikersnaam
Uw geheime paswoord

  • Log in
  • Wijzigingen door de Bon

    zwik
    (de ~, ~ en, m znw)

    hefboom om water te putten, met aan de ene kant heizeling met een puthaak voor de emmer en aan de andere kant een tegengewicht om het ophalen van de volle emmer te vergemakkelijken

    Woordenboek der Nederlandsche Taal: zwik: (Gewestelijk, in Vlaams-België) Putzwengel, putwip, zwingel.
    > De bende huilde en tierde; ik zag op eenige stappen voor mij eene putzwik naar beneden gaan, en eene minuut daarna hoorde ik verwarde stemmen, een bangen kreet die uit eene deels toegewrongen keel scheen voort te komen; de zwik ging andermaal in de hoogte en ik zag eene zwarte gestalte spartelen, zwieren, slingeren en stuipachtige bewegingen maken, Snieders (ed. 1877) 1869.

    Sommige putten hadden een zwik om water op te halen, bij andere werd gebruik gemaakt van een ketting die rond een rondhout gedraaid was.

    > zie andere betekenis van zwik

    Regio Antwerpse Kempen
    Bewerking door de Bon op 17 Sep 2018 15:44
    0 reactie(s)

    zwik
    (de ~, (m.), ~ken)

    dynamisch: zwaai, zwenk, draai, buiging
    statisch: boog, bocht, knik

    Woordenboek der Nederlandsche Taal: zwik > zwikken: niet in het Middelnederlands.
    nog gewestelijk: zwaai; zwenking.
    > De stoel viel mee ‘ne’ zwik om, Cornelissen-Vervliet, Aanh. 1906.

    zie ook zwikken

    Ze liep heftig tegen de stoel aan en die viel met een zwik op de grond.

    Toen hij binnenkwam gooide hij met een zwik zijn sleutels in de kom op tafel.

    Het water kan niet goed door de tuinslang lopen want er zit een zwik in.

    > zie andere betekenis van zwik

    Regio Antwerpse Kempen
    Bewerking door de Bon op 17 Sep 2018 15:44
    0 reactie(s)

    zwik
    (de ~, ~ en, m znw)

    hefboom om water te putten, met aan de ene kant heizeling met een puthaak voor de emmer en aan de andere kant een tegengewicht om het ophalen van de volle emmer te vergemakkelijken

    Woordenboek der Nederlandsche Taal: zwik: (Gewestelijk, in Vlaams-België) Putzwengel, putwip, zwingel.
    > De bende huilde en tierde; ik zag op eenige stappen voor mij eene putzwik naar beneden gaan, en eene minuut daarna hoorde ik verwarde stemmen, een bangen kreet die uit eene deels toegewrongen keel scheen voort te komen; de zwik ging andermaal in de hoogte en ik zag eene zwarte gestalte spartelen, zwieren, slingeren en stuipachtige bewegingen maken, Snieders (ed. 1877) 1869.

    Sommige putten hadden een zwik om water op te halen, bij andere werd gebruik gemaakt van een ketting die rond een rondhout gedraaid was.

    Regio Antwerpse Kempen
    Bewerking door de Bon op 17 Sep 2018 15:42
    0 reactie(s)

    zwik
    (de ~, ~ en, m znw)

    hefboom om water te putten, met aan de ene kant heizeling met een puthaak voor de emmer en aan de andere kant een tegengewicht om het ophalen van de volle emmer te vergemakkelijken

    WNT: zwik: Gewestelijk, in Vl.-België) Putzwengel, putwip, zwingel.
    > De bende huilde en tierde; ik zag op eenige stappen voor mij eene putzwik naar beneden gaan, en eene minuut daarna hoorde ik verwarde stemmen, een bangen kreet die uit eene deels toegewrongen keel scheen voort te komen; de zwik ging andermaal in de hoogte en ik zag eene zwarte gestalte spartelen, zwieren, slingeren en stuipachtige bewegingen maken, Snieders (ed. 1877) 1869.

    Sommige putten hadden een zwik om water op te halen, bij andere werd gebruik gemaakt van een ketting die rond een rondhout gedraaid was.

    Regio Antwerpse Kempen
    Bewerking door de Bon op 17 Sep 2018 15:40
    0 reactie(s)

    nösselijk
    (bn)

    droevig, triest
    uitspraak: neusselek, korte eu + 2x doffe e

    Woordenboek der Nederlandsche Taal bij noselijk: Middelnederlands noselijc. Van Noozen. Thans niet meer in de algemeen gebruikelijke taal.
    — Als de eerste beteekenis van nooselijk kan men aannemen die van schadelijk, nadeelig, en in dien zin is het ook in het Middelnederlands bekend. Doch het beteekent in de middeleeuwen ook reeds: betreurenswaardig, deerniswaardig, jammerlijk, treurig; en in dien zin is het ook later bekend.

    zie noselijk, nuselijk

    ’t is nösselijk dat ze op de VRT het woord plezant niet meer mogen gebruiken…

    Dieje zooch er neusselijk eut (Die zag er slecht uit, zie) (Beese)

    Regio Antwerpse Kempen
    Bewerking door de Bon op 17 Sep 2018 15:36
    2 reactie(s)

    Nieuwe versie!
    Er is een nieuwe versie van het Vlaams Woordenboek online. Mocht je problemen ondervinden, gelieve deze te melden op onze GitHub.

    Het Vlaams woordenboek  |  Concept en realisatie door Anthony Liekens

    Creative Commons License

    Het Vlaams Woordenboek by Anthony Liekens is licensed under a Creative Commons Attribution-NonCommercial-ShareAlike 4.0 International License.