Vlaams Woordenboek logo

Het Vlaams woordenboek


Index

A B C D E F G H I J K L M N O P Q R S T U V W X Y Z

Log in

Registreer als nieuwe gebruiker om het Vlaamse Woordenboek op zijn best te kunnen gebruiken. Als ingelogde gebruiker kunt ge bijvoorbeeld nieuwe termen aan ons woordenboek toevoegen, andermans definities verbeteren, en reageren op bestaande definities.

Uw gebruikersnaam
Uw geheime paswoord

  • Log in
  • Wijzigingen door de Bon

    dikkaard
    (zn. m. geen meerv.)

    dikke brij die overbleef na het ledigen van de aalput

    bij De Bo (1873) ook dikkaard
    in Loquela (1895) wordt moer vermeld in den zin van ”grond, dikkaard, ook van staande of loopende water gezeid”. (Woordenboek der Nederlandsche Taal)

    Met de neus dichtgeknepen keken we afkerig over de rand naar de dikkaard die op de bodem van de aalput was blijven liggen.

    Provincie West-Vlaanderen
    Bewerking door de Bon op 10 May 2019 14:59
    2 reactie(s)

    bareng
    (de ~ (v.), ~s)

    steenbeitel

    < Frans: burin, dat, via het it. burino, thans bulino, zelf een germ. basis heeft, uit de familie van boren, skr. bhurij: schaar (Woordenboek der Nederlandsche Taal)

    Hij heeft eerst het betonnen verhoog onder de pompsteen moeten wegkappen met een bareng op het klopboormachien.

    Regio Antwerpse Kempen
    Bewerking door de Bon op 10 May 2019 14:59
    4 reactie(s)

    pottekarree
    (de ~ (v.), ~s)

    aardewerk

    Woordenboek der Nederlandsche Taal: Modern lemma: pottekarie
    POTTEKARIJ, POTTEKARREE —, znw. vr.
    Volgens Vercoullie ontstaan uit apothekerie, onder invloed van pot; vergelijk engels (verouderd en dialect) pothecary en verder middelnederlands ‘pottecarijs’, drogist, apotheker, en ‘pottekarine’, pottenwinkel of pottenbakkerij (opgave uit de 18de eeuw voor Vlaanderen).
    < Aardewerk, potten en pannen (De Bo (1873); Cornelissen-Vervliet; Joos (1900-1904).

    ook pottecaree

    Bloempotten en al dien andere pottekarree uit de kelder ligt nu op het containerpark.

    Regio Antwerpse Kempen
    Bewerking door de Bon op 10 May 2019 14:57
    0 reactie(s)

    schavak
    (de ~ (m.), ~ken)

    hondendrol

    Woordenboek der Nederlandsche Taal: Homp, brok. In Zuid-Ndl.
    - Douë es in hiël schavak van de gracht afgekalfd.
    - Hijen heet hum douë in lillike schavak van zijne vinger afgekapt, Tuerlincx
    - Hij snee’ me daar ’en schavak van ’t brood, wel twee vingeren dik, Cornelissen-Vervliet (1899)

    Zie uit waar ge trapt. Daar ligt ne schavak.

    Regio Antwerpen
    Bewerking door de Bon op 10 May 2019 14:56
    0 reactie(s)

    vliegenpikker
    (de ~ (m.), ~s)

    vrouwenzot

    Woordenboek der Nederlandsche Taal: (Zuidnederlands) ”Meisjesverleider, iemand die met lieftallige woorden en kleine geschenken de liefde der meisjes tracht te winnen, om ze later tot schande te brengen” (Cornelissen-Vervliet).

    Kinneke, laat die gast toch vallen, dat is ne vliegepikker!

    Regio Antwerpen
    Bewerking door de Bon op 10 May 2019 14:55
    0 reactie(s)

    Nieuwe versie!
    Er is een nieuwe versie van het Vlaams Woordenboek online. Mocht je problemen ondervinden, gelieve deze te melden op onze GitHub.

    Het Vlaams woordenboek  |  Concept en realisatie door Anthony Liekens

    Creative Commons License

    Het Vlaams Woordenboek by Anthony Liekens is licensed under a Creative Commons Attribution-NonCommercial-ShareAlike 4.0 International License.