Registreer als nieuwe gebruiker om het Vlaamse Woordenboek op zijn best te kunnen gebruiken. Als ingelogde gebruiker kunt ge bijvoorbeeld nieuwe termen aan ons woordenboek toevoegen, andermans definities verbeteren, en reageren op bestaande definities.
Ik denk dat het Vlaams is. Het staat wel in de gvd (die neemt alles op), maar niet online. Google geeft ongeveer 600 resultaten, bijna allemaal .be, oa dit:
De Volkswil 27 juli 19O2
Weekblad der Leuvensche Werkliedenpartij
‘Dit wilde het canaille, het straatjesvolk, de zoolang verdrukte werkersklasse.’
@ LeGrognard, is straatjesvolk courant in Nederland?
dubbel van gangmaken
Gangmaker in NL vooral gebruikte term voor iemand die de stemming erin weet te krijgen.
Een politieke gangmaker wordt oook wel ‘mannetjesmaker’ genoemd.
Verder vraag ik Vlaanderen als wielerland of de man met de motor bij het baanrennen ook niet gangmaker genoemd wordt?
‘Als die binnen komt kun je lachen het is een echte gangmaker.’
Standaard Nederlands1 reactie(s)
Toegevoegd door LeGrognard
======
Reacties
……..
weer een dubbel
LeGrognard, ge hebt weer een dubbel aangemaakt.
Uwe commentaar is wel interessant, maar ge voert hem best in door onderaan het woord op ‘reacties’ te drukken en dan uw commentaar als reactie in te geven. Ik vermoed dat ge telkens onderaan het lemma de fiche ‘nieuwe betekenis’ invult. Niet doen, want dan maakt ge een nieuwe fiche aan.
Terzake: In het wielrennen is een gangmaker idd diegene die de derny (brommerke) bestuurt.
Toegevoegd door Georges Grootjans op 04 dec 2010 15:04
============
WNT: (volledige tekst: zie WNT)
znw. m., daarnaast onz. (zie PAQUE, Vl. Volksn. 375) en (zelden) vr. HOEUFFT heeft in Bred. T. verondersteld dat toemaat zou zijn ’t omat (verg. ohd. âmât, uomât, mhd. ômet, uemet, dat voortgezet in Z.-Duitschl. öhmd, amad, enz. oplevert). Deze hypothese schijnt niet onmogelijk. Toemaat, dat is aangetroffen in een gebied dat ruwweg brabantsch genoemd kan worden (Brab., Belg.-Limb., O.-Vl., West-N.-Brab.), zou dan opgevat moeten worden als een brab. reinterpretatie van een onbegrepen vorm *oma(a)t, door associatie met toe (verg. TOE (I), V). Andere reïnterpretaties zijn eimet (in W.-Vl., en OostN.-Brab. en aangrenzende gebieden), namaat (verspreid om het toemaat/eimet-gebied heen, eenmaai (Z.-Bev. en Tolen). Het woord komt in verschillende vormen voor, b.v. toemet, tommet, toemert, tommert, oudtijds een enkele maal toemate.
Het gras dat opgroeit nadat er voor de eerste maal gehooid is, etgroen, nagras.
In den herfst moest hij soms zijn koeien wachten op den toemaat, V. OVERLOOP, in Vlaanderen 1, 318 (1903).
2. Blijkens een aant. van GEZELLE te Eekloo gezegd van de volgroeide klaver die na den oogst op een land is gezaaid om dit nog voor den duur van het jaar als weidegrond productief te maken. Volgens JOOS (1900-1904) bepaaldelijk: klaver in het vlas gezaaid.
ju
Waarschijnlijk ook bij ons (Nederland), moeilijk te zeggen in de moderne tijd. Verder komt ‘ju’ voor in de zin van ‘de pest hebben aan’.Etymologie gevraagd!
Hij had er de ju in dat hij moest overwerken.
Toegevoegd door LeGrognard (02 dec 2010 14:13)
……………………..
Hoe de boeren en voerlui een paard mennen
Het is hoog tijd, dat deze belangrijke termen opgeschreven worden. Om daartoe aan te sporen, geef ik, wat Prof. van Ginneken ons voor eenige jaren op zijn colleges mededeelde, met een paar eigen observaties.
Over het algemeen hebben de voerlui slechts vijf termen noodig:
31
1o. ‘Vooruit’, hierbij hoort gewoonlijk een stevige snok aan den éénigen teugel.
2o. ‘Achteruit’, hierbij wordt met herhaalde korte snokken de teugellijn ingehaald.
3o. ‘Stilstaan’, hierbij wordt opeens de lijn met kracht ingehaald.
4o. ‘Links-om’, hierbij wordt langzaam aan de lijn getrokken (de voerman loopt links van den wagen).
5o. ‘Rechts-om’, hierbij wordt met herhaalde korte snokjes langzaam aan de lijn getrokken.
De tusschen aanhalingsteekens geciteerde termen, worden nu echter, voor het paard: vertaald in de paardentaal, die voor elk dialect weer verschilt. Voor drie dialecten heb ik althans eenige gegevens.
1o. Zeeuwsch Vlaanderen.
1. Vooruit heet hier ‘juu’, maar in de aangrenzende Belgische streek van Oost-Vlaanderen, b.v. te Stekene en St. Nicolaas zegt men: jup (klinker van put).
2. Achteruit heet hier ‘achter’ of ‘loos’.
3. Stilstaan heet hier ‘ouw’ of ‘houw’ of ‘ou’. Dit zal wel de Imperatief van houden zijn.
4. Linksom heet ‘aer-om’ en ‘er-om’ waarvan de eerste vocaal in Oostvlaanderen meer naar de i van lip (irromme), en in het Westen te Cadsand, Sluis, Hoofdplaat, Aardenburg, Oostburg, Biervliet naar de ij zweemt (ijrom). In Westbrabant hoort men âr-om; waarschijnlijk uit: haar-om voor hèr-om.
5. Rechts-om heet: ‘juut-om’, in Oostvlaanderen ‘juut-omme’, in de juistgenoemde Westelijke plaatsen Cadsand enz. ‘uutsom’ en ‘utsom’, en in de Oostelijke plaatsen Zaamslag, Terneuzen en Axel: ‘utsom’ en ‘utom’. Denk er aan, dat de voerman zelf links loopt. Rechts is dus naar buiten.
Wij vinden hier dus de stijgende diphtong juu bewaard, benevens de rest der mouilleering van de t, die ook te Meyel in Limburg voorkomt (rütje, bütje voor ruiten en buiten) in de ts; juut-om en uts-om komen dus van uten-om, en juu = vooruit komt dan waarschijnlijk ook van het Mnl. ute, dat o.a. vooruit beteekende.
2o. Nijmegen.
1. Vooruit heet hier: ‘hut’ (klinker van put) of ‘húppêrd’ uit hut pêrd! (hut is het mnl. ute).
32
2. Achteruit heet ‘trrrü’ met lange rollende tong-r en kort uitgeschreeuwde ü dat op dialectisch uitgesproken terug berust of ‘trüwit’ en ‘trüwet’ uit ‘terug hit!’
3. Stilstaan heet hier ‘huuu’. De articulatieplaats der uu is die van huus, maar ’t is een inspiratie-klinker; ’t lijkt of hij met de teugellijn krachtig naar achter gezogen wordt.
4. Links-om heet ‘hâorrüwit’; het is het overal bekende ‘haar’ voor hierheen met de tweede helft van ‘trüwit’. Het hoofdaccent valt op de eerste, een bij-accent op de derde silbe. Bovendien bestaat er een gerekte vorm: hôrü met de o van horen.
5. Rechts-om heet ‘hodduwit’; het is het overal bekende ‘hot’ voor naar buiten, naar rechts, met de tweede helft van ‘trüwit’. Het intensiteitsaccent is als bij haórruwit, maar ‘hodduwit’ heeft bovendien een muzikaal hoogeren toon op de tweede silbe. Ook hier bestaat een gerekte vorm hôdü, met een intensiteits-accent op de lange o en een muzikale hoogtoon op de ü.
3o. Zuid-Limburg.
1. Vooruit heet hier ‘allee huup’ ,‘allee hop’ of ‘allee Max’. Dit is natuurlijk het Fransche allez! Verder ook ‘jep’ of tongslag, een linguale click.
2. Achteruit = ?
3. Stilstaan heet hier ‘juu’ of ‘huij’ of ‘prrr?’; voor rijtuigpaarden: ‘hao’.
4. Linksom = haar of dék-om.
5. Rechtsom = hot of huit-jü-huit.
6. Temperen of langzamer = haôoo.
De etymologie van hao en haôoo zal wel de Imperatief van houden zijn; huup en hop is op; juu of huuj en hot of huit = uit; dék-om zal wel aan het Noordbrabantsche tiek-um of tiek-om voor rechtsom correspondeeren, dat vermoedelijk met Texel, Taxandria (uit Texuandri) aan got. taichswa = rechts en verder aan lat. dexter beantwoordt.
Het is weinig wat ik gaf. Maar ik troost en verontschuldig mij met: Wie geeft wat hij heeft, is waard dat hij leeft.
Berlijn, 10 April 1935.
LOUISE VELDHUIS
Toegevoegd door Georges Grootjans op 03 dec 2010 21:17
………………….
Dit is een geweldige opsporing. Het enige wat ik me uit Limburg kan herinneren is: “hu paerd”! De dialecten langs de Maas deden deden dat met sterk rollende r. Rollend als het water van de Maas.
Toegevoegd door LeGrognard op 03 dec 2010 21:46
Nieuwe versie!
Er is een nieuwe versie van het Vlaams Woordenboek online. Mocht je problemen ondervinden, gelieve deze te melden op onze
GitHub.