Registreer als nieuwe gebruiker om het Vlaamse Woordenboek op zijn best te kunnen gebruiken. Als ingelogde gebruiker kunt ge bijvoorbeeld nieuwe termen aan ons woordenboek toevoegen, andermans definities verbeteren, en reageren op bestaande definities.
Stoten.
Stuiken was een spel waarbij iemand een aantal knikkers in zijn hand en ze “stuikte” in een putje (koeleke) in de grond. Daarbij werd gewed tussen de deelnemers of het aantal knikkers in het koeleke paar of onpaar zou zijn. Heel straffe spelers wedden op een bepaald aantal. Als er veel spelers waren, werd er gestuikt met een volle klak. Dit was dus een echt kansspel, maar sommigen trachtten er een behendigheidsspel van te maken door “duimke te houden” en zo het lot letterlijk naar hun hand te zetten.
Staat in Van Dale als omschrijving nummer 8 onder “stuiken”.
wnt: stuiken: gewestelijk
Vandaar als naam voor een kinderspel, waarbij de speler in staande houding knikkers, noten enz., met kracht in een kuiltje moet werpen: als er een even getal in ’t putje blijft liggen, wint hij. In Z.-Nederl. en in Geld. en Overijsel; oudtijds ook elders bekend. Ook andere werpspelen heeten stuiken, b.v. in Oostende en omstreken het werpen van een zwaren ijzeren ring naar en zoo mogelijk om een ijzeren staak.
Ik heb al mijn knikkers (glazers) verloren bij het stuiken.
> zie andere betekenissen van stuiken
botsen, aanporren, een duwtje geven, stoten
wnt: stuiken: ww. in ’t Westvlaams naar analogie van andere ww. met ui ook sterk. Stooten. In een deel van Vlaanderen.
- De schietspoele stuikt te(g)en ’t stuikblokske, Teirlinck.
- Op iemand stuiken, hem al snel gaande aanstooten, Aldaar.
- En als in zwarte manteling de meisjes uitkwamen, dan straalden hun oogen vol wilden lust. Dat begon met stuiken aan elkaars ellebogen, en fluisteren, Stijn Streuvels, Minnehandel (1903)
Je moet zo niet stuiken tegen mijn elleboog, ik zal het wel doen hoor!
> zie andere betekenissen van stuiken
afdragen, betalen, afdjokken
wnt: De betekenis neerwerpen ligt waarschijnlijk ten grondslag aan geld stuiken, ook alleen: stuiken, geld betalen; vaak met bijgedachte aan dwang, en dan zooveel als: afdokken. In ‘t Vlaams en Antwerpen.
“Hij is nooit de eerste om te stuiken”, De Bo (1873).
“Da’ proces héet ‘em nogal wa’ gekost, hij zal meugen geld stuiken", Cornelissen-Vervliet (1899)
Hij wou gouden kranen in zijn badkamer. Wel, al zijn ze maar verguld, hij zal mogen stuiken.
> zie andere betekenissen van stuiken
vallen
wnt: stuiken: Neerstorten, neervallen, neergeworpen worden, in ’t bijzonder voorovervallen. In Vlaand., Brab. en ook op Schouwen. In de uitdr. in mekaar stuiken, ineenzakken
Van Dale 2013 online: Belgisch-Nederlands, niet algemeen
niet in Limburg
vergelijk ineenstuiken, opstuiken, stuiken, er henne ~
Ik was zo verschoten van da konijn voor mij, dat ik bekan van mijne fiets stuikte.
Hij stuikte van de trap naar beneden.
> zie andere betekenissen van stuiken
wnt:
In Zuid-Nederland vrij algemeen voor gevangenis. De benaming is aldus ontstaan: in het Middelnederlands bestond vroonte, vr(e)unte voor gevangenis; later werd dit woord verward met vrunt ”vriend”, en zodoende kon in den Spaanschen tijd het Spaanse aequivalent van dit woord, amigo, ook op de gevangenis toegepast worden. Als schertsende term is het sindsdien in het Zuiden blijven voortleven.
“Ik zal u in den amigo steken! riep de gebelgde commissaris”, E. Zetternam, Voor twee cents minder (1847).
Van Dale 2016 online: BE; niet algemeen
De polies is hem komen halen en z’emmen em in den amigo gestoken.
Amigo was de bijnaam voor gevangenis in de Antwerpse Bordeauxstraat
Nieuwe versie!
Er is een nieuwe versie van het Vlaams Woordenboek online. Mocht je problemen ondervinden, gelieve deze te melden op onze
GitHub.