Registreer als nieuwe gebruiker om het Vlaamse Woordenboek op zijn best te kunnen gebruiken. Als ingelogde gebruiker kunt ge bijvoorbeeld nieuwe termen aan ons woordenboek toevoegen, andermans definities verbeteren, en reageren op bestaande definities.
Wees welgekomen | Willekeurig | Top woorden | Recent
De onderstaande definities zijn de laatst gewijzigde definities van Vlaamse termen in ons woordenboek.
Deze lijst is ook beschikbaar als RSS Feed
Samenvoeging van het engelse cock (haan of penis) en west vlaamse noane (haan)
Kindertaal en koosnaam voor piemeltje.
zie ook pietje
Mien kokkenoane zit nie goed in mien broek.
Mijn piemel zit ongemakkelijk in m’n broek.
haan
zie ook hane
Den noane is were utgebroken! De haan is weer uitgebroken!
Samenvoeging van het engelse cock(haan of penis) en west vlaamse noane(haan)
Kindertaal en koosnaam voor piemeltje.
Mien kokkenoane zit nie goed in mien broek.
Mijn piemel zit ongemakkelijk in m’n broek.
Samenvoeging van het engelse cock(haan of penis) en west vlaamse noane(haan)
Kindertaal en koosnaam voor piemeltje.
Mien kokkenoane zit nie goed in mien broek.
Mijn piemel zit ongemakkelijk in m’n broek.
met een arrogante, brutale houding optreden; meestal door bazige types
Euh, als ge hier wat komt koekeloerenhanen, gaat dan al maar gauw terug vanwaar ge gekomen zijt want zo werkt de wereld niet bij mij.
komen kijken, eventueel met enige nieuwsgierigheid
Hela Joris, ik kom eens koekeloeren of alles in orde is met u.
Hij kwam alleen maar koekeloeren of zijn bestelling al binnen was.
Het kindje deed de deur een beetje open en bleef in de smalte staan om de kamer te overzien. Moeder zei lief: ‘Wat komt gij koekeloeren, mijn lieve schat?’
haan, mannetje van de hoenderachtige vogels
zie ook koekeloerenhaan
WNT: in Zuid-Nederland nog altijd uitsluitend HANE
Den hane heeft mij deze nacht wakker gekoekeloert (koekeloeren).
haan, in kindertaal
< koekeloeren + haan
WNT: Koekeloerenhaan:
1) benaming voor den haan, vooral in kindertaal.
2) Nabootsing van het hanengekraai. In zuidndl. kindertaal.
Vandaar: koekeloerenhanen, kraaien als een haan (de bo 1873)
“Den Koeckeloeren-Haen zagh op zijn mist-hoop treden Een rooden Kalikoet”, Vondel (1617)
De koekeloerenhaan heeft mij deze nacht om 3 uur wakker gekukelekuud.
het kraaien van de haan
WNT: Nabootsing van het geluid van den haan. In Z.-Nederl.
Koekeloere! roept het hoontse (haantje), teirl.
“Koekeloeren is gevormt van ’t geluid dat de haanen maaken … Dus spreken de kinderen van koekeloerenhaan”, Tuinman (1727).
Ik hoorde dezen nacht den haan kokeloeren, de bo (1873).
mooi kijken, lief zijn om iets te bekomen
Ziet hem schoonogen naar zijn vrouw om dat nieuw model van auto te mogen kopen!
meisjes aanstaren
Dat vies ventje heeft een hele middag in de cafetaria van het zwembad zitten geilogen naar de meisjes.
niksen
ook, met enige ergernis: staan te niksen terwijl men wacht
WNT: Geeloogen. Gewestelijk. in Vl.-België. Of het 1ste lid van de samenstelling terecht als bnw. geel moet worden opgevat, is onzeker, omdat er geen duidelijke semantische motivatie is. Mogelijk is het een verbastering van iets anders: den stam van het ww. geeren (?), bnw. geil (?).
1) Zich vervelen, niets doen:
“De wandelbrug lag verlaten, slechts een paar lanterfanters koesterden zich in het licht, lagen lui op de balustrade te geeloogen” Baekelmans (1912).
2) Vruchteloos verlangend wachten:
Wel kind lief, eindelijk! Waar hebt ge gezeten? Ik sta hier al meer dan een uur te geeloogen, Baekelmans (1912).
3) Begeeren:
Naar iets geêloogen. Dat steekt zen oogen uit, begeeren
vergelijk: geilogen, schoonogen
Hij heeft daar heel de avond maar staan geelogen.
Ge zijt er eindelijk! Ik sta hier al een uur te geelogen.
afsluiten, een omheining aanbrengen
Mijn schoonbroer heeft zijn zwemdok rommedomrond afgemaakt voor de kinderen.
rondom
Hij heeft rommedomrond zijn goed een hoge haag aangeplant.
ring
zie rinkaaneen
Mijn vrouw haren trouwrink is nog een erfstuk van mijn grootmoeder.
ring
zie rinkaaneen
Mijn vrouw haren trouwrink is nog een erfstuk van mijn grootmoeder.
ring
Mijn vrouw haren trouwrink is nog een erfstuk van mijn grootmoeder.
voortdurend, herhaaldelijk, aaneensluitend, opeenvolgend
ringaaneen, aaneen, aanaavende
uitspraak: /rink on ie .en/ [r??k?ni?n]
ook in de prov. Antwerpen
Ik heb mij miskocht aan m’n wasmachine, ze is rinkonieën kapot.
Eet die snoepjes nu niet rinkaaneen op. Laat nog wat over voor morgen.
Nieuwe versie!
Er is een nieuwe versie van het Vlaams Woordenboek online. Mocht je problemen ondervinden, gelieve deze te melden op onze
GitHub.