Registreer als nieuwe gebruiker om het Vlaamse Woordenboek op zijn best te kunnen gebruiken. Als ingelogde gebruiker kunt ge bijvoorbeeld nieuwe termen aan ons woordenboek toevoegen, andermans definities verbeteren, en reageren op bestaande definities.
Wees welgekomen | Willekeurig | Top woorden | Recent
De onderstaande definities zijn de laatst gewijzigde definities van Vlaamse termen in ons woordenboek.
Deze lijst is ook beschikbaar als RSS Feed
1. een vrouw, bvb: een dikke machoefel, een “lui machoefel”, een “vuil machoefel”.
2. het kan ook “ne nummero” zijn (een nummer) of een “raar machoefel”
3. koosnaam voor een meisje
vgl. machoechel, masjoeffel, masjoffel
< Van Dale 2005:
machochel
de (v.); -s
verondersteld wordt dat het eind 16e eeuw is overgenomen van de Spaanse troepen <Sp. muchacha (meisje)
< Bij Kiliaan betekende machache, machachel lui, slordig, mismaakt vrouwspersoon.
Zie die machoefel daar eens lopen. Zweten dat ze doet bij dit warm weer.
vrouw, meisje
positief en vrolijk ingesteld vrouwpersoon
etymologie bij machoefel
zie ook: masjoffel, machoechel
Ziet daar eens wat een knappe masjoefel!
(Belgische politiek) term voor oplossingen en maatregelen van de linkse (socialistische) politiek
Tobback grijpt naar oude rode recepten. SP.A blijft van de pensioenen en de gezondheidszorg af: dat is de boodschap van voorzitter Bruno Tobback aan de kiezer. (De Morgen)
De rode recepten van de voorbije 20 jaar hebben niet gewerkt. Ik denk maar aan het veiligheidsvraagstuk, mobiliteit, parkeren en de hoge werkloosheid. (HLN)
vlinder:
Woordenboek der Nederlandsche Taal: Modern lemma: vijfwouter
VIJVOUTER Middelnederlands: vivouder, viveltere, vivalter(e). Een in velerlei vormen verspreid germaans woord, grondvorm fifal?rôn -, dat waarschijnlijk een met latijns papilio overeenkomende reduplicatieve formatie is bij een wortel die ‘fladderen’ beteekent.
Bij De Bo: fijfouter
Volksetymologie (zie reactie): een vlinder bestaat uit 5 delen, een romp en 4 vleugels.
Antwerpen: wiewouter
Antwerpse Kempen: flikketeer
Laarne: moddevijver
Tielt: flieflotter
Vlaamse Ardennen: vliegenbout, vliegenbouter, vliegemouter
’s Zomers zitten er veel vijffouters in onze vlierstruik.
mannelijk lid; ook charel, jos
Van Dale 2014 online: Belgisch-Nederlands, spreektaal
Woordenboek der Nederlandsche Taal:
Het mannelijk lid, roede. In verschillende streken bekend, b.v. in Antwerpen (Corn.-Vervliet: piet), Vlaanderen (De Bo (1873): pijt; Teirlinck: pietje)
Mijn piet krimpt helemaal van het koude zwembadwater.
vogel
meestal verkleinvorm en kindertaal
Woordenboek der Nederlandsche Taal:
Benaming voor een vogel, soms ook bepaaldelijk voor een kanarievogel. Zoowel in de algemeene als in de kindertaal. De naam zal wel ontleend zijn aan het geluid dat de vogel maakt.
Kom hier, piet, ga maar op mijn hand zitten. poëem WNT
Onze piet is gaan vliegen, Cornelissen-Vervliet (1899)
Het pieteken eten geven, Ald.
uitspraak in Antwerpen: klik op het luidsprekertje om het woord te beluisteren
zie ook pietevogel
Sebiet gaan we brood strooien voor de pietekes.
Ons Pietje is ne gele kanariepiet.
vogel in kindertaal
Woordenboek der Nederlandsche Taal:
”De pietevogel is dood”, Cornelissen-Vervliet (1899)
”E schoo(n) pietevogeltje”, Ald.).
zie ook piete~
De pietevogelkes worden wakker met de eerste zonnestraaltjes; dan fluiten ze mij wakker nu de venster openstaat, met dit hete weer.
heel klein
in samenstellingen zoals:
pietenol, pietegaatje, pietevogeltje, pietepollekes, pietevoetjes pietemondje, pietelichtjes
Kom Liesje, ik zal uw pietepollekes wat verwarmen, ze zijn ijskoud.
heel klein
in samenstellingen zoals:
pietenol, pietegaatje, pietevogeltje, pietepollekes, pietevoetjes pietemondje, pietelichtjes, pietevogel
Kom Liesje, ik zal uw pietepollekes wat verwarmen, ze zijn ijskoud.
een bloem genaamd ‘anjer’
Woordenboek der Nederlandsche Taal bij vuilneus:
4. Volksbenaming voor verschillende planten van de anjerfamilie, m.n. duizendschoon (Dianthus barbatus L.) en grasanjer (Dianthus plumarius L.). Gewestelijk in Vlaams-België.
“Vuilneus. Soort van kleene angelier of potbloem, waar men dikwijls een geheel perk mede beplant”. De Bo (1873).
zie ook genoffel
Klik op de afbeelding
Dianthus plumarius.
Vuilneuzen geuren zo lekker.
deksel voor pot of pan
Van Dale: (1401-1450) samentrekking van schedel
Woordenboek der Nederlandsche Taal: Middelnederlands scedel, deksel, Nog in zuidelijke dialecten.
Klik op de afbeelding
Glazen scheel
Dit is het verkeerde scheel, want het past niet op deze pot.
Op elk potje past een scheeltje.
op assertieve wijze een vrouw het hof maken;
de man die stouwt is een stouwer
< zustervorm van stoeien en stuwen (M. Philippa)
Woordenboek der Nederlandsche Taal: ( …)
2. Dartel vrijen. Verg. stoeien (II). In Antwerpen.
Ge zij’ zoodanig aan ’t stouwen: wanneer is ’t bruiloft? Cornelissen-Vervliet (1899).
Als ik uitgaan, amuseer ik mij met zuipen en stouwen.
oude dialectterm voor spin, thans nog zelden gebruikt
zie spinnekop
ook in Herentals
Woordenboek der Nederlandsche Taal: Spinhoer, spin. Gewestelijk in Zuid-Nederland.
Spinhoere. j. spinne. Araneus, aranea, Kiliaan (1599); zie ook Cornelissen-Vervliet (1899)
D’ er zat gisterenoavond een spinhoer oep den allee, mor ’k hem ze gemorkst (morksen).
(Er zat gisteravond een spin op de overloop, maar ik heb ze doodgeslagen).
- enk.: loet = luim, nuk, pet
- mv.: loeten = kuren
zie ook loeten, zijn ~ hebben, petten
Woordenboek der Nederlandsche Taal: Kuur, nuk, gril. In een groot deel van Zuid-Nederland.
Als ge ingaat op al de loeten van die kleine, zijt maar zeker dat ge nen dwingeland, een klein cesarreke aan ’t kweken zijt. Dat zal u nog zuur opbreken.
wijngaardslak
Van Dale 2016 online: BE; niet algemeen
etymologiebank.nl: {1901-1925} < luiks dial. caracole, frans (16e-eeuws) caracol < spaans caracol: huisjesslak, wenteltrap, van dezelfde herkomst als escargot.
zie ook karakol
gva.be: De frietkramen van vroeger, bloemenstalletjes en waarom niet een kraampje met caracoles”, zegt Unizo-voorzitter Ivo Nicolay, die verwijst naar Nederlandse steden waar op pleinen viskraampjes staan.
bloggen.be: Maar ik heb een ander probleem wat eten betreft, met caracoles en slakken en van die dingen, dat krijg ik nooit binnen, het gedacht alleen al.
wulk, eetbare zeeslak
etymologie zie caracole
Bij ons op de kermis staat ook altijd zo’n standje met hamburgers, hotdogs en karrakollen. Ik kan het dan niet laten om zo’n bakje met karrakollen in een kruidig sausje te kopen.
wulk, eetbare zeeslak
etymologie zie: caracole
Brussel: caricollen
De karakollen van het kraampje van Mariette zijn de beste.
lies
Woordenboek der Nederlandsche Taal: eechenis
— Engenis, Eekenis, znw. vr. Blijkbaar onder den invloed van woorden op -nis ontstaan uit Latijn inguen.
-Lies. In zuidelijke dialecten nog in gebruik (zie Cornelissen-Vervliet, op eekenis)
uitspraakvarianten: iekenis, jiekenis, jigenisch
As ik gon lopen, doe m’n iejkenis altij ’t eerste zeer. (Als ik ga joggen, doet mijn lies altijd het eerste pijn.)
vergiet, teems, zeef
< van het werkwoord zijgen (verwant met zijen): o.a. naar beneden vloeien (uit het Woordenboek der Nederlandsche Taal)
“Een kopere sijghe, een haute sijge” (St.-Truiden 1672)
synoniemen uit verschillende regio’s: trizee, stramijn, verzijp, temst
De legumesoep door de zijg doen.
Maak uw zijg eerst schoon, eer ge de aardappelen doordoet (doordoen).
zeef, teems
lokale uitspraak: zaajbaor
Woordenboek der Nederlandsche Taal: Zijbaar, vergiet; zij.
Bij Weyns, Volkshuisraad in Vl. (1733).
— Aan de Maaskant is zijbaar inderdaad het gewone vergiet: ”een coperen zijdebaer”
zie ook: zijg, zoajgboar
synoniemen: trizee, stramijn, temst, verzijp
De soep doordoen met de zijbaar.
Nieuwe versie!
Er is een nieuwe versie van het Vlaams Woordenboek online. Mocht je problemen ondervinden, gelieve deze te melden op onze
GitHub.