Registreer als nieuwe gebruiker om het Vlaamse Woordenboek op zijn best te kunnen gebruiken. Als ingelogde gebruiker kunt ge bijvoorbeeld nieuwe termen aan ons woordenboek toevoegen, andermans definities verbeteren, en reageren op bestaande definities.
Wees welgekomen | Willekeurig | Top woorden | Recent
De onderstaande definities zijn de laatst gewijzigde definities van Vlaamse termen in ons woordenboek.
Deze lijst is ook beschikbaar als RSS Feed
(spreektaal) ding
verouderde nevenvorm van ding, vroeger meer verbreid over het hele Ned. taalgebied
zie ook dingske
ook in Limburg, mv. dinger
Waffer een dink is da nei?(Antwerpse Kempen)
(Wat voor een ding is dat nu?)
“Alzoo ook de mensch in aanzien hy een bezonder dink is, (…)”
(spreektaal) ding
verouderde nevenvorm van ding, vroeger meer verbreid over het hele Ned. taalgebied
zie ook dingske
ook in Limburg, mv. dinger
Waffer een dink is da nei?(Antwerpse Kempen)
(Wat voor een ding is dat nu?)
“Alzoo ook de mensch in aanzien hy een bezonder dink is, (…)”
(spreektaal) ding
verouderde nevenvorm van ding, vroeger meer verbreid over het hele Ned. taalgebied
zie ook dingske
ook in Limburg, mv. dinger
Waffer een dink is da nei?(Antwerpse Kempen)
(Wat voor een ding is dat nu?)
“Alzoo ook de mensch in aanzien hy een bezonder dink is, (…)”
trambestuurder
Woordenboek der Nederlandsche Taal (wnt): Uit frans wattman, een onecht anglicisme, dat aan het einde van de 19de e. in Frankrijk in zwang is gekomen (<eng. watt en man), maar in de engelschsprekende landen onbekend is en inz. in Vlaams-België wel wordt gebezigd
Gelieve de wattman niet te storen.
dierenarts, paardsmeester
Woordenboek der Nederlandsche Taal (wnt): Paard(en)meester, veearts.
Peerd-meester. Veterinarius, mulomedicus, Kiliaan (1599).
J. de Smet, Peerdemeester in Borgerhout, schrijver van een boek over paarden (Antwerpen, 1686).
“Dan ging hy by eenen Peirde-meester, om de Peirden te leeren behandelen en Cureren” Amus. Kindervertellingskens
Kzen met de kat naar de peirdemeester gegaan.
tot ziens, tot volgende keer, salut.
Letterlijk: “hou je goed”
verbastering van ‘houd u’ /h.e.oed aa/: zie reacties
Woordenboek der Nederlandsche Taal (wnt): houd-oe
tusschenw. Kopp. van houd, imp. van houden en oe, gewestelijke vorm van u, wederk. vnw. van den 2den pers. Ellipt. uit den wensch houd u goed, wel, best e.d. Gewest. in Brab.
Vermoedelijk overgewaaid vanuit Zuid-Nederland/Noord-brabant. Ook gebruikelijk in prov. Antwerpen; vooral in de Kempen
’k Sen er mee weg heej, hawdoew! (Kempen)
Houdoe is het favoriete Brabantse woord, volgens de Brabanders zelf.
lawaai
vnw:
•lawaai
•grote bek
Woordenboek der Nederlandsche Taal (wnt): lawaai: in Zuid-Nederland.
Van Dale:
laweit
1574, etymologie onbekend
archaïsch; niet algemeen lawaai
spellingvariant: lawijt
> andere betekenis van laweit
Ga maar vanachteren in den hof laweit maken.
Niet zoveel lawijt maken, ik heb koppijn.
“Het Huis van Alijn lanceert Huis van Lawijt, een museumbeleving voor blinden en slechtzienden.” (persruimte.stad.gent.be 8.3.2017)
Hij werd vooral bekend als ‘Bompa Lawijt’, een rol die hij in de jaren 90? vertolkte in de VTM-serie ‘Chez Bompa Lawijt’. (hln.be)
wentelteefjes: in melk met ei geweekt oud brood, gebakken in de pan
zie ook: gewonnen brood, verloren kost, klakkaard, gebakken bokes
< Frans: pain perdu
Woordenboek der Nederlandsche Taal (wnt): Verloren brood, in melk en eieren geweekt en daarna gebakken overgeschoten, oudbakken brood; wentelteefjes.
Van Dale online: BE, spreektaal
Recept voor Verloren brood met Petrus Tripel: zie reactie hierbij!
gemeen, brutaal;
vormvariant van rappig
Van Dale: rappig
(gewestelijk) gemeen
vormvariant: reppig
reppig volk
synoniem: gepeupel
Woordenboek der Nederlandsche Taal (wnt): rappig: Schunnig, kapot. Gewestelijk nog in gebruik.
- Rappich. Rongneux, galleux… Plantijn (1573).
- Rappige hoed, Schuermans, Bijvoegsel (1883).
Blijft kalm, ge moet zo reppig niet doen tegen uw ouders!
- vooruitgang
- voorsprong hebben (Woordenboek der Nederlandsche Taal (wnt): gewestelijk in Zuid-NL)
- toenadering zoeken (avaanskes maken)
- op voorhand: in avaans betalen, het op avaans weten, het op avaans gezegd hebben, het op avaans doen, op avaans komen, op avans
- zo geraken we niet verder (vooruit), komen we niet tot een oplossing: zie avance, geen ~ zijn
< Frans: avance
in Limburg: avans
West-Vlaams met Franse uitspraak: avance, indien vrouwelijk met uitdrukkelijke e
Dat is een goei vrouwke dat ge getrouwd hebt, zij is voor den avaans.
Dat is geen avaans. Dat biedt geen oplossing. Het heeft geen zin de politie te bellen. We moeten naar een structurele regeling zoeken.
De winnaar had een halve meter avaans op de tweede.
Hij heeft veel avaanskes gemaakt want hij zag haar wel zitten, maar zij zag hem niet staan.
De koper heeft geen voorschot gegeven, maar heel de som in avaans betaald.
Jezus
Woordenboek der Nederlandsche Taal (wnt): jezus:
In de zegsw. ‘Deezeken de oogen uitsteken, het te bont, te bar maken.
’Dat gaat over zijn hout. Menschen, houdt op, want waarlijk ge steekt Deezeken zijne oogen uit!’ De Mont en De Cock, Vl. Vert. (1898).
(Hageland) Zjuzzeke, Jezeke
zie ook danke Dezeke, Dezeke kijft
smoort, smoort, smoort ’n sigaret
doe voort, voort, voort en smoort zo lank a ge nog asem hèt
vraagt on Deezeke, lieve God
dat ’m boven al e pleutske lot
mor da g’ eerst nog moet trekke on oe sigaret
(naar de Strangers)
Ge meugt Diezeke zijn ogen niet uitsteken!
In Djezekes tijd (heel lang geleden)
spit: acute lage rugpijn, die vaak ontstaat na het optillen van een zware last
Woordenboek der Nederlandsche Taal (wnt): (Vl.-België) Plotseling optredende pijn met gedeeltelijke machteloosheid in de lendespieren, spit; (med.) lumbago.
— Ik heb e verschot in mijnen rug, Cornelissen-Vervliet (1903).
Van Dale BE; spreektaal spit
Mijne man heeft mee helpen verhuizen en nu zit hij met het verschot.
brutaal, vrank, stout
Woordenboek der Nederlandsche Taal (wnt): bij Assurant: in de volkstaal geworden tot ASTRANT (met invoeging van t tusschen s en r die onmiddellijk achter elkander kwamen —, Een woord dat men in het Nederlandsch heeft afgeleid uit assurantie, den verhollandschten vorm van frans assurance, in den zin van vrijmoedigheid; het Fransch zegt niet assurant, maar assuré.
Van Dale online 2018 niet algemeen onbeschroomd, zelfverzekerd
zie ook: strant, astranterik
- Dat was nen astrante kerel seg! Zonder iets te vragen of te zeggen, sleurt die mij op den dansvloer en ik ken die nog geen eens.
- “Zeg, Wouter, hoe kwam het toch dat je zoo opeens met de familie meeging? ’t Is nogal heel erg asterant van je.” – Multatuli, 1874
uitgeholde vliertak om vlierbessen of wat anders al blazend mee weg te schieten (blaaspijp)
Woordenboek der Nederlandsche Taal (wnt): klak: Naam voor de klakkebus (De Bo (1873); De Cock en Teirlinck, Kinderspel (1905)).
Brussel: flokkebus
Haspengouw: krakkebuis
Sommige regio’s in de Antwerpse Kempen en Limburgse Kempen: flopbuis
Toen we nog jong waren was het maken van en spelen met klakkebuizen een zeer geliefd tijdverdrijf.
(hard) werken
Woordenboek der Nederlandsche Taal (wnt): trafakken, travakken:
Bargoense vervorming van frans travailler, hoofdzakelijk in Zuid-Nederland in gebruik, en aldaar ook in sommige dialecten opgenomen. Vergelijk voor den vorm dialectisch hoogduits trawaklen ”angestrengt arbeiten”.
Van Dale: travakken
toegevoegd in 2007
BE; spreektaal: hard werken
zie ook travo
Mendag is de vacance om en mutte we wee gaan travakke. (Antwerpse Kempen)
(Maandag is de vakantie voorbij en moeten we weer gaan werken.)
We moesten hard travakken om op tijd met het werk klaar te zijn.
babbelen, roddelen
Woordenboek der Nederlandsche Taal (wnt): Wisselvorm naast Sammelen. Wauwelen, kletsen. Gewestelijk in Zuid-Nederland.
Ze hée’ meer as ‘en uur zitten semmelen over alle vodden. Da’ wijf kan iet doen van semmelen, Cornelissen-Vervliet (1899-1906)
Van Dale 2014 online: gewestelijk
Gij hebt geen goeie punten; gij semmelt te veel in de klas.
> zie andere betekenis van semmelen
-om van te verschieten, om van te schrikken, iets wat plotseling, maar niet blijvend, schrik teweegbrengt
-ook: vlug verschieten, gezegd van mensen of dieren
Woordenboek der Nederlandsche Taal (wnt): (Vl.-België). De neiging hebbend gauw te schrikken, ontsteld te raken, bang te zijn. Ook van paarden.
Van Dale: BE; spreektaal
zie ook verschietelijk
“Weet u niet wat verschietachtig is?. Stel, u fietst voorbij een geparkeerde auto en de deur van die auto gaat plots open en u kunt een aanrijding nog net vermijden. Wel, dat is nu verschietachtig.” (Drs. Johan Happolati, ‘Verschietachtig’ moet in de Dikke Van Dale)
Onze Jeroen is heel verschietachtig. Hij laat regelmatig iets vallen van ’t verschieten.
wreef = bovendeel van een voet
ook in de prov. Antw.
Woordenboek der Nederlandsche Taal (wnt), bij wrijf:
znw. m. Wreef van den voet, jongere vorm in de plaats gekomen van wrijch.
Kiliaan: wrijf des voets, suprema pars pedis. In Zuidnederland nog gewoon.
Er is een steen op zijne vrijf gevallen.
“Lederen lap in rijgschoenen, die de wrijf bedekt”, Cornelissen-Vervliet (1906).
later, straks
vnw:
•direct, onmiddellijk, meteen
•straks, zo dadelijk
Typisch Vlaams: Geen Algemeen Nederlands; Gangbaarheid: 4; Vlaamsheid: 6
uitspraak in Antwerpen: sèvves, seves
Kempen: sèwwes, seuwes > met korte eu
Woordenboek der Nederlandsche Taal (wnt): Thans alleen in Zuid-Nederland, vroeger ook in Holland.
“Kom, doe liever voort … ’t moet hier nog al verricht worden en seffens komen de gasten!” Stijn Streuvels, Minnehandel (1903).
Van Dale online: BE: spreektaal: dadelijk, aanstonds
Ik zal dat seffens wel even doen, als ik hier gedaan heb.
“De pendelbus heeft mij netjes afgezet voor de deur van het centrum en brengt mij seffens weer naar het centrum van de stad. " (vrt.be)
De Europese beleggers hebben blijkbaar een goed oog in de verklaring die FED-voorzitter Ben Bernanke seffens zal afleggen. (trends.knack.be)
‘Ik denk dat ze de boeren hier weg willen. Maar seffens heeft België niets meer van zijn eigen. Platteland is landbouw!’ (standaard.be)
1. onbestemde kleur
in de prov. Antwerpen was appelblauwzeegroen een ondefinieerbare kleur
2. nu ook: blauwgroen, turkoois (misschien heeft de volksetymologie aan appelblauwzeegroen een “echte” kleur willen geven?)
Woordenboek der Nederlandsche Taal (wnt), bij appel: appelblauw-zeegroen, schertsend gezegd als men de kleur van iets niet kan of wil noemen (De Bo (1873); Joos (1900-1904)).
1. Ze hebben die gevel in ’t appelblauwtzeegreung gezet
2. Haar nieuw rokske is appelblauwzeegroen.
2. Er zit een gat in de politieke markt, en dat gat kleurt appelblauwzeegroen (demorgen.be)
Nieuwe versie!
Er is een nieuwe versie van het Vlaams Woordenboek online. Mocht je problemen ondervinden, gelieve deze te melden op onze
GitHub.