Registreer als nieuwe gebruiker om het Vlaamse Woordenboek op zijn best te kunnen gebruiken. Als ingelogde gebruiker kunt ge bijvoorbeeld nieuwe termen aan ons woordenboek toevoegen, andermans definities verbeteren, en reageren op bestaande definities.
Wees welgekomen | Willekeurig | Top woorden | Recent
De onderstaande definities zijn de laatst gewijzigde definities van Vlaamse termen in ons woordenboek.
Deze lijst is ook beschikbaar als RSS Feed
ongeduldig zijn
erg zenuwachtig zijn
letterlijk heen en weer wippen alsof men op netels zit
Hij zit ip nittels, zijn lief is er nog altijd niet.
behangpapier
Ik heb in de solden nog 3 rollen meubelpapier op de kop kunnen tikken, precies genoeg voor onder de zoldertrap.
deugniet, schavuit
(Woordenboek der Nederlandsche Taal: Nog in Zuid-Nederland)
Mogelijk verouderd.
Ge zijt ne schuifelbout: vertrek van hier! (uit Gezelle’s Loquela; vb. uit WNT)
tornmesje
zie ook: vlimmeke
komt van vlijm : (1201-1250) ontleend aan Latijn phlebotomus, ontleend aan Grieks phlebotomos (lancet)
Woordenboek der Nederlandsche Taal:
http://gtb.inl.nl/iWDB/search?actie=article&wdb=WNT&id=M080988&lemmodern=vlim
Het vlimmesje heeft 2 uiteinden; een korte stompe en een lange scherpe. Hiertussen zit een scherpe rand die als mes fungeert. Het mes is vlijmscherp.
iets in dien trend, iets dergelijks, iets dat er op trekt, zo ongeveer gelijk aan
Van Dale 2014 online: gewestelijk
Woordenboek der Nederlandsche Taal: In Zuid-Nederland wordt aard ook met betrekking tot de uiterlijke gedaante van concrete zaken gebezigd.
- Mijnen hoed is in den aard van den uwen, Cornelissen-Vervliet (1906).
- Ik heb ‘en huis laten bouwen van dezelfden aard as da’ van den börgemeester.
De poten van de tafel zijn in den aard van een chippendale maar dan zonder ornamenten.
Awel ja, het zal zoiet in dien aard wel geweest zijn.
bedwants, wandluis, weegluis
uitdr.: zo fier als een weekluis (op een kletskop)
Woordenboek der Nederlandsche Taal: Modern lemma: weegluis
— WEEKLUIS — Uit weeg (wand) en luis. Middelnederlands weechluus. De vorm weekluis wordt na de 17de e. alleen nog gewestelijk in Vlaams-België (Oost-Vlaanderen, Antwerpen, De Kempen, Land van Waas) en Zeel aangetroffen.
Der zate weekluizen in de muren.
Komt voor in een liedje dat werd gezongen tussen pot en pint:
“De ruiten bevroren
de pispot in huis
en op de gordijnen
een grote weekluis”
1) slag of tik, meestal bij spelletjes
2) doef, stomp
Woordenboek der Nederlandsche Taal:
Slag op den rug bij een spel. Gewestelijk in Zuid-Nederland (in de Kempen).
“Willen me veur doezen spelen? Die er aan is, krijgt drij doezen”, Cornelissen-Vervliet.
1) Tikkertje-op-den-hoge is doezeke-op-den-hoge.
Bij een estafettespel zal deelnemer 1 een does geven aan deelnemer 2.
2) Durft mij genen does geven want dan krijgt ge het dubbel terug he kameraad.
1) sufferd, een duf iemand die niet erg spraakzaam is
syn. duts, dutske
zie ook doeskop
2) een persoon of een dier dat dik, log en loom is
zie ook mottigen does
Woordenboek der Nederlandsche Taal:
Iemand die weinig zegt, suffer.
“Hij zit daar gelijk ’nen does.” “Da’ meisken is maar ’nen does”, Cornelissen-Vervliet (1899)
Iemand van een log voorkomen.
“Wat dikke does is dat”, Schuermans (1865-1870)
1) Herman Ilegems speelt, in de Vlaamse komische televisiereeks, de rol van does Walter Duts.
2) Die kater van de geburen is nen dikken does. Hij noemt niet voor niks Garfield. Het is dan nog nen witten en navenant waar die gezeten heeft is dat nen zwarten does.
openbare verkoop, meestal bij opbod, van alaam, meubels en andere inboedel
< haaf of have: Middelnederlands have. Van denzelfden stam als hebben. Datgene wat iemand heeft, bezit. (Woordenboek der Nederlandsche Taal)
“In geen geval (kon) de gezamenlijke verkooping zijner have meer dan het beloop zijner schulden opbrengen” Conscience (ed. 1867).
Ik heb op de haafkoopdag een paar oude landbouwwerktuigen kunnen kopen.
op iemand vitten, iemand beschimpen, op iemand zijn kap zitten,…
Woordenboek der Nederlandsche Taal: Op iemand kappen, hakken, hakketeeren, vitten, smalen, schimpen. In Vlaamsch België.
Den baas zit heel den dag op mij te kappen. Als dat nog lang gaat duren vraag ik mijn overplaatsing aan.
‘Het moet gedaan zijn met kappen op De Lijn’ (DS 30/05/17)
op iemand vitten, iemand beschimpen, op iemand zijn kap zitten,…
Woordenboek der Nederlandsche Taal: Op iemand kappen, hakken, hakketeeren, vitten, smalen, schimpen. In Vlaamsch België.
Den baas zit heel den dag op mij te kappen. Als dat nog lang gaat duren vraag ik mijn overplaatsing aan.
‘Het moet gedaan zijn met kappen op De Lijn’ (DS 300517)
seringen
Woordenboek der Nederlandsche Taal: bij pinksterbloem: Als benaming van verschillende planten en bloemen, die meerendeels zoo genoemd zullen zijn omdat ze tegen Pinksteren bloeien. Eenige dezer namen zijn in algemeen gebruik, andere komen slechts in enkele streken voor. Waarschijnlijk zijn sommige dezer planten slechts door verwarring met andere aldus genoemd.
< Sering, Syringa vulgaris L. In Zuid-Limburg (Onze Volkst. Heukels (1907).
zie synoniemen bij: jozemien
Moove of witte pinksebloemen: hun geur vult heel het huis!
mazouttram die rond de jaren 1930 in onze regio reed
hij kreeg de naam naar het geluid van de stoomfluit
bron:historisch archief Buurtspoorwegen
De poephaan hoorden we van ver aankomen!
> zie andere betekenis van poephaan
onvruchtbare haan
Archaïsche term, tegenwoordig zelden gebruikt. Voorvoegsel poep- betekent onvruchtbaar.
< Poephaan: hen die geen eieren legt en kraait als een haan (Cornelissen-Vervliet) Woordenboek der Nederlandsche Taal
Boer Charel zit met ne poephaan, da worden geen kiekskes van te jaar.
> zie andere betekenis van poephaan
onvruchtbare haan
Archaïsche term, tegenwoordig zelden gebruikt. Voorvoegsel poep- betekent onvruchtbaar.
< Poephaan: hen die geen eieren legt en kraait als een haan (Cornelissen-Vervliet) Woordenboek der Nederlandsche Taal
Boer Charel zit met ne poephaan, da worden geen kiekskes van te jaar.
tegenwoordig
Woordenboek der Nederlandsche Taal: “Ge hoort segenwoordig veul van moorden en branden.” Cornelissen-Vervliet (1899)
zie ook sereweurig, tegenweurig, segeworig
uitspraak segeworig: ségeworrig, ségeweurig, ségeweurrig, zégeweurrig, …
’k Voel mij niet zo goed serreworg.
Vorige zondag goe weer in Knokke, chance gehad. Wel lang op den trein zitten sereworig. (facebook)
da bedoel ek dus, “weike” is den ouwere variaent, segeworig is ’t idd miêstal wiêke mor as ge der den orginelen aai-klaenk nog in wild … (antwerps.be)
Niet veel retro gezien, nuja ik let segeworig meer op LPs ed, en die heb ik wel gevonden. (9lives.be)
Miense die doe’ed zèn wère segeworig afgeleed bè de begroafenisónnernemer." (paalonline.be)
katijvig of katievig=
nat en koud, ellendig
< katijf
bnw. en znw. Middelnederlands katijf, ketijf, jongere bijvormen van mnl. keitijf, dat ontleend is aan oudnoordfrans caitif (hetzelfde woord als oudfrans chaitif, frans chétif, ital. cattivo, enz.); de verschillende vormen komen alle van latijn captivus. Eigenlijk: (krijgs)gevangen, in slavernij; vandaar: ongelukkig, ellendig, beklagenswaardig, enz. (Woordenboek der Nederlandsche Taal)
’k sta hier te klutteren in zulk katijvig were (weder).
schouder
< Frans aisselle (oksel) < volkslatijn axella < Latijn axilla
Vergelijk Zweeds “axel”
Woordenboek der Nederlandsche Taal: Modern lemma: assel
znw. vr., mv. -en. Middelnederlands assel.
Wisselvorm van oksel, gewestelijk nog bekend (althans bij Schuermans (1865-1870). De vorm asselle in zuidnederlandse bronnen staat wellicht onder invloed van frans aisselle. Behalve in de betekenis oksel is het ook aangetroffen met de betekenis schouder, zooals in de volgende aanhaling.
Humerus …, Een scouder oft asselle, Servilius, Dict. Trigl. (1552)
Z’n assele optrèkke.
peluw (langwerpig onderkussen)
Bijvorm van peuluw < Middelnederlands poluwe, pueluwe, puelu en andere vormen. Eene vroege ontleening uit latijn pulvînus (Woordenboek der Nederlandsche Taal)
Onze Paul slaapt geiren hoog, met ne peul een een paar kopkussens.
verrimpelen door vochtverlies
Woordenboek der Nederlandsche Taal: versabbelen
Van sabbelen, waarvan de basisbetekenis waarschijnlijk als ‘sap, vocht verliezen’dient te worden omschreven, met ver-.
Versebbelen is een expressieve variant en wordt meestal gezegd van fruit e.d.: z’n sappen verliezen, uitdroogen en daardoor verrimpelen en verschrompelen. Gewestelijk in Vlaams-België.
Schuermans (1865-1870); Gezelle (Beverloo, voor 1899)
Als je te lang met je voeten in het water zit dan krijg je versebbelde tenen.
Appelen kunnen ook versebbelen als ze te lang bewaard worden.
Nieuwe versie!
Er is een nieuwe versie van het Vlaams Woordenboek online. Mocht je problemen ondervinden, gelieve deze te melden op onze
GitHub.