Registreer als nieuwe gebruiker om het Vlaamse Woordenboek op zijn best te kunnen gebruiken. Als ingelogde gebruiker kunt ge bijvoorbeeld nieuwe termen aan ons woordenboek toevoegen, andermans definities verbeteren, en reageren op bestaande definities.
Wees welgekomen | Willekeurig | Top woorden | Recent
De onderstaande definities zijn de laatst gewijzigde definities van Vlaamse termen in ons woordenboek.
Deze lijst is ook beschikbaar als RSS Feed
sterven
Jan Hoet heeft deze week z’n pupe uutgeklopt.
Zelden. Niet frequent.
Ik, droenke? Ne keer ip en weg als ’t past in de feestelijkheden.
Sterven.
Jan Hoet heeft deze week z’n pupe uutgeklopt.
Weggaan.
Oei, da wordt hier nie pluus. Ik ga m’n puuste scheuren voor da ze begunnen vechten.
In de lente.
De meeste mensen worden verliefd bie ’t uutkomn. Gelijk de vogels zeker?
Iemand die met zijn voeten sleept.
Zeg slifsavatte! Heft je voeten ip, je schoen verslieten te rap.
Iemand die gemakkelijk bloost. Zie ook bleuzen.
Je moe nog mo een vuul moptje vertellen en je wordt al rood! Ah gie bleuzoard!
om zijn dwaast (zie: om ter)
“Bij slopestyle vertrekken de ‘riders’, want zo heten die dan, en glijden al meteen over een trapleuning, nog een trapleuning, doen een sprongetje, nog een sprongetje. Zodra ze beneden zijn, zetten ze een lullige muts op hun kop en kijken om ter dwaast.” Bron: Hans Vandeweghe in De Morgen: “Ontslagen bij Wielerbond na grap over Seppe Smits”
Hij zat boven mijne kop en we zaten eindelijk om ter dwaast naar mekaar te kijken. Dat noem ik nog ne keer een onvergetelijke waarneming zie! (Natuurforum Vlaanderen)
persoon die de voorgetekende diamant klieft alvorens het steentje verder wordt bewerkt
kortweg kliever
NL: diamantklover
zie ook diamantklieven, klieven
vgl snijder, briljanteerder, kruiswerker, briljanteerwerk, kruiswerk
Mijn zuster tekende de diamanten vooraleer de stenen naar de klievers gingen.
Vele diamantklievers zijn gestart met een leercontract in de diamantslijperij.
achter mekaar (tijdsbepaling), achtereen, op rij
zie root
VD2014 online: gewestelijk
Ze hebben vier weken te root moeten werken om het dak van het klooster te repareren.
rij
zie ook root, te ~
W-VL: rote
VD2014 online: gewestelijk
WNT: Modern lemma: root
— oudtijds, en nog thans dial. in Z.-Nederl. rote —, znw. vr. Mnl. rote; mnd., mhd. rote. Ontleend aan ofr. rote, route.
2. Rij. Nog thans in Z.-Nederl.
Eene rote boomen, De Bo (1873).
En heel root huizen is afgebrand Corn.-Vervl.
De kinderen staan in de root.
Enkele voetballers staan op een root als ze een ‘muurtje’ maken.
rij
zie ook root, te ~
W-VL: rote
VD2014 online: gewestelijk
WNT: Modern lemma: root
— oudtijds, en nog thans dial. in Z.-Nederl. rote —, znw. vr. Mnl. rote; mnd., mhd. rote. Ontleend aan ofr. rote, route.
2. Rij. Nog thans in Z.-Nederl.
Eene rote boomen, De Bo (1873).
En heel root huizen is afgebrand Corn.-Vervl.
De kinderen staan in de root.
rij
zie ook root, te ~
W-VL: rote
WNT: Modern lemma: root
— oudtijds, en nog thans dial. in Z.-Nederl. rote —, znw. vr. Mnl. rote; mnd., mhd. rote. Ontleend aan ofr. rote, route.
2. Rij. Nog thans in Z.-Nederl.
Eene rote boomen, De Bo (1873).
En heel root huizen is afgebrand Corn.-Vervl.
De kinderen staan in de root.
iemand die een stiel leert bij een vakman, in de wereld van de slijpers werd ook een meisje dat de stiel leerde een “leergast” genoemd
zie ook molen, achter de ~ zitten
Ons moeder was een snijder die de stiel goed kon en zij heeft jaren te root leergasten gehad. Dat zijn later dan vriendinnen voor het leven geworden.
zie root, te ~
achter mekaar (tijdsbepaling)
zie root
Ze hebben vier weken te root moeten werken om het dak van het klooster te repareren.
verdrinken
Ik verdrink in mezelf
in mijn eigen kleine niets
in mijn zielig zelfbeklag
in pietluttig hartezeer
hoogste tijd om lucht te happen
ergens op een ouwe bank
of misschien een rondje toeren
op een nagelnieuwe fiets
hoogste tijd dat dacht ik al
om er zelf wat aan te doen
wellicht helpt een zonnebad
en een beetje koekeloeren
Iris Van de Casteele
(verouderd?) het kraaien van de haan
“Koekeloeren is gevormt van ’t geluid dat de haanen maaken … Dus spreken de kinderen van koekeloerenhaan”, Tuinman (1727).
haan, in kindertaal
< koekeloeren + haan
“Den Koeckeloeren-Haen zagh op zijn mist-hoop treden Een rooden Kalikoet”, Vondel (1617)
Nieuwe versie!
Er is een nieuwe versie van het Vlaams Woordenboek online. Mocht je problemen ondervinden, gelieve deze te melden op onze
GitHub.