Registreer als nieuwe gebruiker om het Vlaamse Woordenboek op zijn best te kunnen gebruiken. Als ingelogde gebruiker kunt ge bijvoorbeeld nieuwe termen aan ons woordenboek toevoegen, andermans definities verbeteren, en reageren op bestaande definities.
Wees welgekomen | Willekeurig | Top woorden | Recent
De onderstaande definities zijn de laatst toegevoegde definities van Vlaamse termen in ons woordenboek. Deze lijst is ook
beschikbaar als RSS Feed
beschrijft een situatie van vlot komen en gaan van mensen (aan een loket, in een winkel…) zonder opstoppende drukte, maar ook zonder dode momenten
“’t Was daar zeker venditie (= straatverkoop)? Kwam daar e wa (‘een wat’ = enig) volk op af?” “Een gaande man.”
Wie te sterk beknibbelt, komt al eens bedrogen uit.
“Hij heeft zijn patotters (= aardappelen) op de markt gekocht: hij kon ze daar beterkoop (= goedkoper) krijgen, zei hij. Ze liggen in zijn kelder te rotten. De gierigheid bedriegt de wijsheid.”
in de woonkamer
“Is va in huis?” “Neen, hij zit in de kamer (= ‘de schone plaats’).”
knoest (resten van een ingegroeide tak) in een gezaagde plank
“Ge moet die nagel dáár niet slaan; ge zit op een ap.”
Op plaatsen in de Denderstreek was ‘zoldertrap’ niet altijd de trap naar de ruimte onder het dak. In huizen met een verdieping was het ook al eens de trap die naar de verdieping leidt.
De zoldertrap was dan:
- in een huis zonder verdieping: de trap naar de ruimte onder het dak;
- in een huis mét (één) verdieping: de trap naar de verdieping.
“Onze zoldertrap heeft zeventien treeën; de trap naar ’t opperste (= in een huis met verdieping de ruimte onder het dak) heeft er maar twaalf.”
draaiboom
‘de balie spannnen’: (kindervertier) zonet gehuwden bij het buitenkomen van de kerk met een touw de weg versperren, waarbij ze hun ‘vrije doorgang’ moeten afkopen met een envelopje met geld
“De koeien zijn uitgebroken; de balie stond open.”
“De laatste keer dat ik hier de balie heb weten spannen was bij de trouw van de dochter van de doktoor.”
schrikken
“Waart ge verscheusjt, als de deur toesloeg?”
“Verscheusjtje d’er nog af (= ‘schrik je daar nog van’), in deze tijen?”
uitdrukking om aan te geven dat iets overdreven of zwaar aangezet is
NL: een grote schep, een flinke scheut, een flinke dosis
zie de 7e reactie onder lokvogelpraktijk van Georges Grootjans
De groep mixt ambient electronica met een dikke lepel pop en heeft met debuutalbum ‘ZABA’ een groot deel van 2014 van muzikale smaak voorzien. (indiestyle.be)
“Met een dikke lepel humor probeert men mooie, leuke verhalen te brengen”, meldt nieuw voorzitter Annemie Du Bin. (hln.be)
Hoe eng en crapuleus ook, die losers in Ex-drummer zochten wel naar geluk. Toegegeven, ik deed er een dikke lepel saus over en wat slechte humor. (bruzz.be)
Opvallend: de regen, die aanvankelijk een dikke lepel roet in het eten gooide, stoorde eigenlijk niet meer. (wijngaardhof.be)
1) winterkoninkje (Troglodytes troglodytes)
2) wervel (draaihoutje)
2) “De deur waait altijd open. Doe er het weddelken voor.”
kastje opgebouwd uit een houten raamwerk met heel fijn gaas, waarin voedsel buiten het bereik van vliegen werd gehouden
“Leg het vlees in het vliegenkasken. En zie dat de deurkens goed toe zijn: er vliegt hier een Spaanse vlieg (= bromvlieg).”
bromvlieg
zie ook ronker
“Leg het vlees in het vliegenkasken. En zie dat de deurkens goed toe zijn: er vliegt hier een Spaanse vlieg.”
meikever
“Hoeveel ronkers hebt ge al gevangen?” “Twee mulders (meikever met witbestoven dekschilden) en een paster (meikever met donkere dekschilden)!”
zuurdesem
“De heve opgegeten hebben”: het bij iemand of ergens verkorven hebben. Vgl. “De boter gegeten hebben”.
“Dáár moet hij niet meer komen; hij heeft er d’eef opgegeten.”
stuiterbal
zie ook botten
“Gaan we botteren?” “Neen, ik heb mijn botters niet mee. Laat ons in de koorde of in de rekker springen.”
stijfsel (vlg. Fr.‘amidon’)
“Stijft gij uw neusdoeken nog? Met ommeldonk? Ik meende dat ge daar nieverst niet meer kost aan geraken (= ‘ik meende dat ge dat nergens nog kondt krijgen’).”
baker
“Komt de bundeles nog, of kunt ge zelf al voor ’t kleintje zorgen?”
voorjaar; lente
“Wacht tot de uitkomende om die bomen te planten; ’t ligt nu veel te nat.”
najaar; herfst
“Ik zal tusj (= dan) in ’t achterwaartsjaars die boom komen omzagen.”
dikkop; larve van de puit
“Ga je vanachternoen mee puitelinneke(n)s vangen?’
Nieuwe versie!
Er is een nieuwe versie van het Vlaams Woordenboek online. Mocht je problemen ondervinden, gelieve deze te melden op onze
GitHub.