Vlaams Woordenboek logo

Het Vlaams woordenboek


Index

A B C D E F G H I J K L M N O P Q R S T U V W X Y Z

Log in

Registreer als nieuwe gebruiker om het Vlaamse Woordenboek op zijn best te kunnen gebruiken. Als ingelogde gebruiker kunt ge bijvoorbeeld nieuwe termen aan ons woordenboek toevoegen, andermans definities verbeteren, en reageren op bestaande definities.

Uw gebruikersnaam
Uw geheime paswoord

  • Log in
  • Wees welgekomen | Willekeurig | Top woorden | Recent

    Vlaams (forum)

    De beschrijving van deze term werd 6 keer aangepast.

    Versie 6

    Vlaams (forum)
    (Stille Vlamingen en luide Nederlanders )

    Stille Vlamingen en luide Nederlanders
    De standaard, 21 maart 1999
    Auteur: Derk Jan Eppink:

    Een half jaar nadat ik in 1995 de overstap had gemaakt van Nederland naar België, ging ik terug naar Den Haag. De eerste vraag die ik van vreemden kreeg: ,,Ben je nu een Nederlander of een Belg?‘’ Zelf was ik wat verbaasd over die vraag, maar ongemerkt waren mijn intonatie, accent en woordgebruik danig veranderd. Ook bekenden in Den Haag zeiden: ,,Je klinkt als een Belg, joh.’’

    De oorzaak is dat ik makkelijk van accent verander omdat ik, geboren in het oosten van Nederland, ben opgegroeid met een Nederduits dialect. Op school spraken wij alleen in de klas ‘Hollands’. Daarbuiten dialect. Dat bleef later op de middelbare school ook zo.

    Pas toen ik op 18-jarige leeftijd naar Amsterdam verhuisde om er te studeren, werd ik gedwongen om de hele dag ,,echt Nederlands’’ te spreken. Eerst nog met een accent, maar korte tijd later had ik ook de diepe keel-r van lekkerrrrr. En toen zei men aan het thuisfront: ,,Je praat nu al aardig zoals in het Westen.‘’ Ik bleef dus bevattelijk voor het overnemen van accenten, timbres en toonhoogtes. Toen ik politiek journalist werd in Den Haag, nam ik onvermijdelijk het ,,keurig Hollands’’ over; een Nederlands met een wat bekakte uitspraak.

    Dat veranderde weer toen ik naar Vlaanderen verhuisde, waar snel de ‘Vlaamse inkleuring’ kwam. Ik nam ongemerkt het politieke jargon van de Wetstraat over met woorden zoals depanneren, chipoteren, accapareren. Daarnaast kwam dan de tongval die voor de Nederlanders ,,Belgisch’’ klonk, maar voor de meeste Vlamingen herkenbaar Nederlands was. Ik was daarmee in taalkundig opzicht een tussenfiguur, een wat vreemde kameleon. Ik noemde mij dan voor het gemak een ,,Nederbelg’’.

    Het Nederlands wordt in Nederland en Vlaanderen op een andere manier gesproken. Maar eigenlijk is die scheidslijn vals. Want binnen Nederland spreekt men ook met een ander woordgebruik en een andere intonatie. Een Nederlander uit Wassenaar spreekt anders dan een persoon uit Limburg. In Vlaanderen heb je ook dergelijke verschillen. Een West-Vlaming is makkelijk van een Limburger te onderscheiden. Vergelijk judo-trainer en senator Jean-Marie Dedecker met minister Steve Stevaert.

    Maar toch is er in het algemeen een scheidslijn tussen Nederland en Vlaanderen in taalgebruik. De tongval is erg verschillend. De Boven-Moerdijkse Nederlander heeft zijn harde g, en de Vlaming eerder een zachte. De Nederlander slikt de n in en zegt lope, maar de Vlaming spreekt die uit met lopen, of soms loop’n.

    Er zijn ook andere woorden die voor verwarring zorgen. Een Vlaming zegt: Ik ga lopen. Hij bedoelt dan hard lopen, maar de Nederlander denkt dat hij gaat wandelen. Als je dan een afspraak maakt, heb je snel een misverstand. Omgekeerd ontstaan ook vaak verwarring. Zo zegt een Nederlander al makkelijk: Je moet hem niet zo koeioneren. Hij bedoelt dan: ,,Doe niet zo vervelend tegen hem’’. Maar in Vlaanderen klinkt dat woord veel harder en ongepaster. Het heeft een andere gevoelslading. Je hoort in Vlaanderen wel zeggen: De deur zit vast. De Nederlander denkt dan dat de deur klemt, maar de Vlaming bedoelt dat hij op slot zit. De Nederlander verschijnt bij de deur met een breekijzer en de Vlaming met de sleutel.

    Er zijn ook woorden die men over en weer niet begrijpt. In het Nederlands zijn nogal wat woorden die uit het vroegere Nederlands-Indië komen, uit het Maleis. De Nederlanders spreken over een toko, soebatten, klewang of tempo doeloe. Alleen het woord bakkeleien van het Maleise ‘berkelahi’ (ruzie maken, twisten) heeft zijn weg gevonden in Vlaanderen.

    Anderzijds halen Vlamingen ontzettend veel woorden uit het Frans. Vooral in de politiek is ‘gallicisme’ een ziekte. De woorden worden gewoon omgezet: rammaseren, recupereren, tricheren of klasseren. Constructies worden ook omgezet. Zo hoor je politici vaak zeggen: ,,We moeten ons inschrijven in het Europa van morgen’’. (inschrijven in = s’inscrire à). Het woordgebruik zit er vol mee. ‘Contacter’ wordt gebruikt als contacteren, terwijl het is: contact opnemen met. Veel Nederlanders klinkt van te ook raar in de oren. Vlamingen zeggen wel eens: ,,Ik ben bereid van te komen’’. Een Nederlander zou zeggen: Ik ben bereid om te komen’’. Voor Nederlanders klinkt van te krom.

    Nederlanders hebben op hun beurt ook vreemde manieren ‘van zich/om zich’ uit te drukken. Ze gebruiken graag Engelse en Duitse woorden om geleerd te klinken. ,,Ik moet nu snel mijn mind opmaken en daarna zal ik de databank updaten.‘’ Men doet met zogenoemde turbotaal alsof men de vlotte jongen is. Het meest pijnigend vind ik de uitdrukking: ,,Dat komt niet im Frage.’’ Nederlanders denken dan dat ze in slimheid niet meer te kloppen zijn. Maar dat is wel zo want het is totaal fout. ‘Frage’ is vrouwelijk en ‘im’ Frage kan nooit. Het moet zijn: in Frage.

    Het zijn niet alleen woorden en uitdrukkingen die anders zijn. Ook de toonhoogte en de lichaamstaal verschilt. Zo spreken Nederlanders, zeker zij die afkomstig zijn uit het Randstedelijk gebied, erg luid. Vlamingen zijn veel stiller. Nederlanders maken bijzonder veel lawaai als ze spreken. Dat viel me op toen ik na enige tijd weer eens in Den Haag terug kwam. Ze lachen hard, roepen ineens en generen zich niet voor hun omgeving. De Nederlander is wat meer expressief. De Vlaming is ingetogen, wil niet al te veel opvallen en houdt zich gedeisd.

    Alleen als hij thuis is, in het café met de vrienden, loop de toon op. Hij voelt zich dan op het gemak en zegt wie er onnozel is in het dorp en roept eventueel dat de burgemeester een zeveraar is. Maar als de burgemeester toevallig binnenkomt, houdt hij zich weer gedeisd. De Vlaming is niet expressief, maar eerder inclusief. Hij past zich aan aan zijn omgeving.

    Die verschillende houdingen zie je ook terug in de manier waarop een Nederlander of Vlaming zich uitdrukt. Er zijn veel Nederlanders die hun zin steevast beginnen met: ,,Ik vind dat…‘’. Vervolgens komt er een heel verhaal en doet de spreker alsof hij alle waarheid in pacht heeft. Het maakt deze Nederlander niet uit tegen wie hij dat zegt. Toen de Russische tsaar Peter de Grote in 1697 in Amsterdam kwam, wilde hij bij de burgemeester binnenstappen. Maar er was een schoonmaakster aan het dweilen. Ze liet de tsaar er niet door. Daarop zei Peter de Grote: ,,Maar mevrouw, ik ben de tsaar van alle Russen’‘. De schoonmaakster antwoordde: ,,Dat maakt mij niet uit. Eerst moet het dweilen klaar zijn’’. Nederlanders zijn in dat opzicht weinig veranderd.

    Vlamingen zijn veel gezagsgetrouwer en zouden heel anders reageren. Zij beginnen hun zin zelden met: ,,Ik vind dat ..‘’. Ze zijn bang hun kaarten vrij te geven. De Vlaming zegt: ,,Er wordt gezegd dat…’’ of: ,,Het is geweten dat…’’. Wie er wat zegt, is niet duidelijk.

    De Vlaming drukt zich opzettelijk zo uit omdat hij twee dingen wil verzoenen: in de eerste plaats wil hij duidelijk maken dat ‘hij’ het niet heeft gezegd en in de tweede plaats wil hij omfloerst wel laten blijken dat er ‘iets’ wordt gezegd. De vaagheid maakt de luisteraar nieuwsgieriger, waarop deze doorvraagt. Daarop geeft de Vlaming misschien informatie zonder zichzelf in de zaak te betrekken. Hij houdt de kerk in het midden en daarmee zijn opties vrij.

    De Nederlander juist niet, hij vindt zichzelf de kerk en zegt zijn optie: ,,Ik vind’’. Nederlanders zijn dus directer in taalgebruik, Vlamingen diplomatieker. Maar onderling komt men niet zo op elkaar over. Vlamingen vinden Nederlanders ‘hard’ met hun opinies en Nederlanders vinden Vlamingen vaak ‘onduidelijke draaikonten’. Er is geen duidelijke ja en ook & geen duidelijk nee. Er is: misschien.

    Dit betekent niet dat Nederlanders altijd duidelijk zijn. Vaak zijn ze onduidelijk en on-eigen in taalgebruik. Als je een Nederlander vraagt hoe het gaat, zegt hij: ,,Het gaat geweldig, uitstekend, waanzinnig goed’’. Hij overdrijft om te verbergen dat het misschien niet goed gaat. Hij verstopt zich dus in superlatieven. Wie een Vlaming vraagt hoe het gaat, krijgt als antwoord: ,,Ça va’’. Het gaat, niet slecht maar ook niet overdreven goed.

    Alles gaat bij de Vlaming zijn gangetje en dat is goed genoeg. Er is geen enkele reden om te vluchten in overdreven, oneigen taalgebruik. Maar als een Nederlander antwoordt ,,Het gaat wel’’ wordt dat gezien als: ,,Het gaat slecht’’. Als een Nederlander mij vraagt hoe het gaat, heb ik geen zin in al dat overdreven, ongemeende taalgebruik maar ik wil ook niet de indruk geven dat het slecht gaat. Daarom zeg ik: ,,Eerste klasse’’.

    De lichaamstaal verschilt. De Vlaming die blij is, praat honderduit in het café. Hij voelt zich op zijn gemak, in de biotoop en hij is extrovert. Dat kan veranderen als er mensen komen die hij niet kent. Hij houdt zich dan op de vlakte, want je weet nooit wie dat is. Als hij droevig is, verstopt hij zich het liefst in stilte, zwijgt en wacht op betere tijden. Hij kruipt in de schulp. Een Vlaming heeft iets van een kameleon: hij verandert van buiten maar niet van binnen.

    De Nederlander reageert omgekeerd. Als het slecht gaat, verbergt hij zich in extra kabaal, superlatieven en wordt extroverter. Hij doet alsof, hij doet gemaakt. Hij wil met opzet laten blijken dat ‘het goed gaat’ terwijl het juist niet goed gaat. Als het echt goed gaat, wordt hij rustiger, evenwichtiger. Hij voelt zich niet meer gedwongen te laten blijken dat het goed gaat, want het gaat zichtbaar goed. Hij wordt normaler in het land van doen alsof en kan zijn toonhoogte weer op normale sterkte zetten.

    (De auteur is Nederlander. Tot eind vorig jaar was hij redacteur bij De Standaard, nu is hij kabinetsmedewerker van Europees commissaris Frits Bolkestein.)

    x

    Gans Vlaanderen
    Bewerking door helle op 22 Oct 2013 17:42
    27 reactie(s)

    Versie 5

    Vlaams (forum)
    (Stille Vlamingen en luide Nederlanders )

    Stille Vlamingen en luide Nederlanders
    De standaard, 21 maart 1999
    Auteur: Derk Jan Eppink:

    Een half jaar nadat ik in 1995 de overstap had gemaakt van Nederland naar België, ging ik terug naar Den Haag. De eerste vraag die ik van vreemden kreeg: ,,Ben je nu een Nederlander of een Belg?‘’ Zelf was ik wat verbaasd over die vraag, maar ongemerkt waren mijn intonatie, accent en woordgebruik danig veranderd. Ook bekenden in Den Haag zeiden: ,,Je klinkt als een Belg, joh.’’

    De oorzaak is dat ik makkelijk van accent verander omdat ik, geboren in het oosten van Nederland, ben opgegroeid met een Nederduits dialect. Op school spraken wij alleen in de klas ‘Hollands’. Daarbuiten dialect. Dat bleef later op de middelbare school ook zo.

    Pas toen ik op 18-jarige leeftijd naar Amsterdam verhuisde om er te studeren, werd ik gedwongen om de hele dag ,,echt Nederlands’’ te spreken. Eerst nog met een accent, maar korte later had ik ook de diepe keel-r van lekkerrrrr. En toen zei men aan het thuisfront: ,,Je praat nu al aardig zoals in het Westen.‘’ Ik bleef dus bevattelijk voor het overnemen van accenten, timbres en toonhoogtes. Toen ik politiek journalist werd in Den Haag, nam ik onvermijdelijk het ,,keurig Hollands’’ over; een Nederlands met een wat bekakte uitspraak.

    Dat veranderde weer toen ik naar Vlaanderen verhuisde, waar snel de ‘Vlaamse inkleuring’ kwam. Ik nam ongemerkt het politieke jargon van de Wetstraat over met woorden zoals depanneren, chipoteren, accapareren. Daarnaast kwam dan de tongval die voor de Nederlanders ,,Belgisch’’ klonk, maar voor de meeste Vlamingen herkenbaar Nederlands was. Ik was daarmee in taalkundig opzicht een tussenfiguur, een wat vreemde kameleon. Ik noemde mij dan voor het gemak een ,,Nederbelg’’.

    Het Nederlands wordt in Nederland en Vlaanderen op een andere manier gesproken. Maar eigenlijk is die scheidslijn vals. Want binnen Nederland spreekt men ook met een ander woordgebruik en een andere intonatie. Een Nederlander uit Wassenaar spreekt anders dan een persoon uit Limburg. In Vlaanderen heb je ook dergelijke verschillen. Een West-Vlaming is makkelijk van een Limburger te onderscheiden. Vergelijk judo-trainer en senator Jean-Marie Dedecker met minister Steve Stevaert.

    Maar toch is er in het algemeen een scheidslijn tussen Nederland en Vlaanderen in taalgebruik. De tongval is erg verschillend. De Boven-Moerdijkse Nederlander heeft zijn harde g, en de Vlaming eerder een zachte. De Nederlander slikt de n in en zegt lope, maar de Vlaming spreekt die uit met lopen, of soms loop’n.

    Er zijn ook andere woorden die voor verwarring zorgen. Een Vlaming zegt: Ik ga lopen. Hij bedoelt dan hard lopen, maar de Nederlander denkt dat hij gaat wandelen. Als je dan een afspraak maakt, heb je snel een misverstand. Omgekeerd ontstaan ook vaak verwarring. Zo zegt een Nederlander al makkelijk: Je moet hem niet zo koeioneren. Hij bedoelt dan: ,,Doe niet zo vervelend tegen hem’’. Maar in Vlaanderen klinkt dat woord veel harder en ongepaster. Het heeft een andere gevoelslading. Je hoort in Vlaanderen wel zeggen: De deur zit vast. De Nederlander denkt dan dat de deur klemt, maar de Vlaming bedoelt dat hij op slot zit. De Nederlander verschijnt bij de deur met een breekijzer en de Vlaming met de sleutel.

    Er zijn ook woorden die men over en weer niet begrijpt. In het Nederlands zijn nogal wat woorden die uit het vroegere Nederlands-Indië komen, uit het Maleis. De Nederlanders spreken over een toko, soebatten, klewang of tempo doeloe. Alleen het woord bakkeleien van het Maleise ‘berkelahi’ (ruzie maken, twisten) heeft zijn weg gevonden in Vlaanderen.

    Anderzijds halen Vlamingen ontzettend veel woorden uit het Frans. Vooral in de politiek is ‘gallicisme’ een ziekte. De woorden worden gewoon omgezet: rammaseren, recupereren, tricheren of klasseren. Constructies worden ook omgezet. Zo hoor je politici vaak zeggen: ,,We moeten ons inschrijven in het Europa van morgen’’. (inschrijven in = s’inscrire à). Het woordgebruik zit er vol mee. ‘Contacter’ wordt gebruikt als contacteren, terwijl het is: contact opnemen met. Veel Nederlanders klinkt van te ook raar in de oren. Vlamingen zeggen wel eens: ,,Ik ben bereid van te komen’’. Een Nederlander zou zeggen: Ik ben bereid om te komen’’. Voor Nederlanders klinkt van te krom.

    Nederlanders hebben op hun beurt ook vreemde manieren ‘van zich/om zich’ uit te drukken. Ze gebruiken graag Engelse en Duitse woorden om geleerd te klinken. ,,Ik moet nu snel mijn mind opmaken en daarna zal ik de databank updaten.‘’ Men doet met zogenoemde turbotaal alsof men de vlotte jongen is. Het meest pijnigend vind ik de uitdrukking: ,,Dat komt niet im Frage.’’ Nederlanders denken dan dat ze in slimheid niet meer te kloppen zijn. Maar dat is wel zo want het is totaal fout. ‘Frage’ is vrouwelijk en ‘im’ Frage kan nooit. Het moet zijn: in Frage.

    Het zijn niet alleen woorden en uitdrukkingen die anders zijn. Ook de toonhoogte en de lichaamstaal verschilt. Zo spreken Nederlanders, zeker zij die afkomstig zijn uit het Randstedelijk gebied, erg luid. Vlamingen zijn veel stiller. Nederlanders maken bijzonder veel lawaai als ze spreken. Dat viel me op toen ik na enige tijd weer eens in Den Haag terug kwam. Ze lachen hard, roepen ineens en generen zich niet voor hun omgeving. De Nederlander is wat meer expressief. De Vlaming is ingetogen, wil niet al te veel opvallen en houdt zich gedeisd.

    Alleen als hij thuis is, in het café met de vrienden, loop de toon op. Hij voelt zich dan op het gemak en zegt wie er onnozel is in het dorp en roept eventueel dat de burgemeester een zeveraar is. Maar als de burgemeester toevallig binnenkomt, houdt hij zich weer gedeisd. De Vlaming is niet expressief, maar eerder inclusief. Hij past zich aan aan zijn omgeving.

    Die verschillende houdingen zie je ook terug in de manier waarop een Nederlander of Vlaming zich uitdrukt. Er zijn veel Nederlanders die hun zin steevast beginnen met: ,,Ik vind dat…‘’. Vervolgens komt er een heel verhaal en doet de spreker alsof hij alle waarheid in pacht heeft. Het maakt deze Nederlander niet uit tegen wie hij dat zegt. Toen de Russische tsaar Peter de Grote in 1697 in Amsterdam kwam, wilde hij bij de burgemeester binnenstappen. Maar er was een schoonmaakster aan het dweilen. Ze liet de tsaar er niet door. Daarop zei Peter de Grote: ,,Maar mevrouw, ik ben de tsaar van alle Russen’‘. De schoonmaakster antwoordde: ,,Dat maakt mij niet uit. Eerst moet het dweilen klaar zijn’’. Nederlanders zijn in dat opzicht weinig veranderd.

    Vlamingen zijn veel gezagsgetrouwer en zouden heel anders reageren. Zij beginnen hun zin zelden met: ,,Ik vind dat ..‘’. Ze zijn bang hun kaarten vrij te geven. De Vlaming zegt: ,,Er wordt gezegd dat…’’ of: ,,Het is geweten dat…’’. Wie er wat zegt, is niet duidelijk.

    De Vlaming drukt zich opzettelijk zo uit omdat hij twee dingen wil verzoenen: in de eerste plaats wil hij duidelijk maken dat ‘hij’ het niet heeft gezegd en in de tweede plaats wil hij omfloerst wel laten blijken dat er ‘iets’ wordt gezegd. De vaagheid maakt de luisteraar nieuwsgieriger, waarop deze doorvraagt. Daarop geeft de Vlaming misschien informatie zonder zichzelf in de zaak te betrekken. Hij houdt de kerk in het midden en daarmee zijn opties vrij.

    De Nederlander juist niet, hij vindt zichzelf de kerk en zegt zijn optie: ,,Ik vind’’. Nederlanders zijn dus directer in taalgebruik, Vlamingen diplomatieker. Maar onderling komt men niet zo op elkaar over. Vlamingen vinden Nederlanders ‘hard’ met hun opinies en Nederlanders vinden Vlamingen vaak ‘onduidelijke draaikonten’. Er is geen duidelijke ja en ook & geen duidelijk nee. Er is: misschien.

    Dit betekent niet dat Nederlanders altijd duidelijk zijn. Vaak zijn ze onduidelijk en on-eigen in taalgebruik. Als je een Nederlander vraagt hoe het gaat, zegt hij: ,,Het gaat geweldig, uitstekend, waanzinnig goed’’. Hij overdrijft om te verbergen dat het misschien niet goed gaat. Hij verstopt zich dus in superlatieven. Wie een Vlaming vraagt hoe het gaat, krijgt als antwoord: ,,Ça va’’. Het gaat, niet slecht maar ook niet overdreven goed.

    Alles gaat bij de Vlaming zijn gangetje en dat is goed genoeg. Er is geen enkele reden om te vluchten in overdreven, oneigen taalgebruik. Maar als een Nederlander antwoordt ,,Het gaat wel’’ wordt dat gezien als: ,,Het gaat slecht’’. Als een Nederlander mij vraagt hoe het gaat, heb ik geen zin in al dat overdreven, ongemeende taalgebruik maar ik wil ook niet de indruk geven dat het slecht gaat. Daarom zeg ik: ,,Eerste klasse’’.

    De lichaamstaal verschilt. De Vlaming die blij is, praat honderduit in het café. Hij voelt zich op zijn gemak, in de biotoop en hij is extrovert. Dat kan veranderen als er mensen komen die hij niet kent. Hij houdt zich dan op de vlakte, want je weet nooit wie dat is. Als hij droevig is, verstopt hij zich het liefst in stilte, zwijgt en wacht op betere tijden. Hij kruipt in de schulp. Een Vlaming heeft iets van een kameleon: hij verandert van buiten maar niet van binnen.

    De Nederlander reageert omgekeerd. Als het slecht gaat, verbergt hij zich in extra kabaal, superlatieven en wordt extroverter. Hij doet alsof, hij doet gemaakt. Hij wil met opzet laten blijken dat ‘het goed gaat’ terwijl het juist niet goed gaat. Als het echt goed gaat, wordt hij rustiger, evenwichtiger. Hij voelt zich niet meer gedwongen te laten blijken dat het goed gaat, want het gaat zichtbaar goed. Hij wordt normaler in het land van doen alsof en kan zijn toonhoogte weer op normale sterkte zetten.

    (De auteur is Nederlander. Tot eind vorig jaar was hij redacteur bij De Standaard, nu is hij kabinetsmedewerker van Europees commissaris Frits Bolkestein.)

    x

    Gans Vlaanderen
    Bewerking door helle op 22 Oct 2013 17:40
    27 reactie(s)

    Versie 4

    Vlaams (forum)
    (Stille Vlamingen en luide Nederlanders )

    Stille Vlamingen en luide Nederlanders
    De standaard, 21 maart 1999
    Auteur: Derk Jan Eppink:

    Een half jaar nadat ik in 1995 de overstap had gemaakt van Nederland naar België, ging ik terug naar Den Haag. De eerste vraag die ik van vreemden kreeg: ,,Ben je nu een Nederlander of een Belg?‘’ Zelf was ik wat verbaasd over die vraag, maar ongemerkt waren mijn intonatie, accent en woordgebruik danig veranderd. Ook bekenden in Den Haag zeiden: ,,Je klinkt als een Belg, joh.’’

    De oorzaak is dat ik makkelijk van accent verander omdat ik, geboren in het oosten van Nederland, ben opgegroeid met een Nederduits dialect. Op school spraken wij alleen in de klas ‘Hollands’. Daarbuiten dialect. Dat bleef later op de middelbare school ook zo.

    Pas toen ik op 18-jarige leeftijd naar Amsterdam verhuisde om er te studeren, werd ik gedwongen om de hele dag ,,echt Nederlands’’ te spreken. Eerst nog met een accent, maar korte later had ik ook de diepe keel-r van lekkerrrrr. En toen zei men aan het thuisfront: ,,Je praat nu al aardig zoals in het Westen.‘’ Ik bleef dus bevattelijk voor het overnemen van accenten, timbres en toonhoogtes. Toen ik politiek journalist werd in Den Haag, nam ik onvermijdelijk het ,,keurig Hollands’’ over; een Nederlands met een wat bekakte uitspraak.

    Dat veranderde weer toen ik naar Vlaanderen verhuisde, waar snel de ‘Vlaamse inkleuring’ kwam. Ik nam ongemerkt het politieke jargon van de Wetstraat over met woorden zoals depanneren, chipoteren, accapareren. Daarnaast kwam dan de tongval die voor de Nederlanders ,,Belgisch’’ klonk, maar voor de meeste Vlamingen herkenbaar Nederlands was. Ik was daarmee in taalkundig opzicht een tussenfiguur, een wat vreemde kameleon. Ik noemde mij dan voor het gemak een ,,Nederbelg’’.

    Het Nederlands wordt in Nederland en Vlaanderen op een andere manier gesproken. Maar eigenlijk is die scheidslijn vals. Want binnen Nederland spreekt men ook met een ander woordgebruik en een andere intonatie. Een Nederlander uit Wassenaar spreekt anders dan een persoon uit Limburg. In Vlaanderen heb je ook dergelijke verschillen. Een West-Vlaming is makkelijk van een Limburger te onderscheiden. Vergelijk judo-trainer en senator Jean-Marie Dedecker met minister Steve Stevaert.

    Maar toch is er in het algemeen een scheidslijn tussen Nederland en Vlaanderen in taalgebruik. De tongval is erg verschillend. De Boven-Moerdijkse Nederlander heeft zijn harde g, en de Vlaming eerder een zachte. De Nederlander slikt de n in en zegt lope, maar de Vlaming spreekt die uit met lopen, of soms loop’n.

    Er zijn ook andere woorden die voor verwarring zorgen. Een Vlaming zegt: Ik ga lopen. Hij bedoelt dan hard lopen, maar de Nederlander denkt dat hij gaat wandelen. Als je dan een afspraak maakt, heb je snel een misverstand. Omgekeerd ontstaan ook vaak verwarring. Zo zegt een Nederlander al makkelijk: Je moet hem niet zo koeioneren. Hij bedoelt dan: ,,Doe niet zo vervelend tegen hem’’. Maar in Vlaanderen klinkt dat woord veel harder en ongepaster. Het heeft een andere gevoelslading. Je hoort in Vlaanderen wel zeggen: De deur zit vast. De Nederlander denkt dan dat de deur klemt, maar de Vlaming bedoelt dat hij op slot zit. De Nederlander verschijnt bij de deur met een breekijzer en de Vlaming met de sleutel.

    Er zijn ook woorden die men over en weer niet begrijpt. In het Nederlands zijn nogal wat woorden die uit het vroegere Nederlands-Indië komen, uit het Maleis. De Nederlanders spreken over een toko, soebatten, klewang of tempo doeloe. Alleen het woord bakkeleien van het Maleise ‘berkelahi’ (ruzie maken, twisten) heeft zijn weg gevonden in Vlaanderen.

    Anderzijds halen Vlamingen ontzettend veel woorden uit het Frans. Vooral in de politiek is ‘gallicisme’ een ziekte. De woorden worden gewoon omgezet: rammaseren, recupereren, tricheren of klasseren. Constructies worden ook omgezet. Zo hoor je politici vaak zeggen: ,,We moeten ons inschrijven in het Europa van morgen’’. (inschrijven in = s’inscrire á). Het woordgebruik zit er vol mee. ‘Contacter’ wordt gebruikt als contacteren, terwijl het is: contact opnemen met. Veel Nederlanders klinkt van te ook raar in de oren. Vlamingen zeggen wel eens: ,,Ik ben bereid van te komen’’. Een Nederlander zou zeggen: Ik ben bereid om te komen’’. Voor Nederlanders klinkt van te krom.

    Nederlanders hebben op hun beurt ook vreemde manieren ‘van zich/om zich’ uit te drukken. Ze gebruiken graag Engelse en Duitse woorden om geleerd te klinken. ,,Ik moet nu snel mijn mind opmaken en daarna zal ik de databank updaten.‘’ Men doet met zogenoemd turbotaal alsof men de vlotte jongen is. Het meest pijnigend vind ik de uitdrukking: ,,Dat komt niet im Frage.’’ Nederlanders denken dan dat ze in slimheid niet meer te kloppen zijn. Maar dat is wel zo want het is totaal fout. ‘Frage’ is vrouwelijk en ‘im’ Frage kan nooit. Het moet zijn: in Frage.

    Het zijn niet alleen woorden en uitdrukkingen die anders zijn. Ook de toonhoogte en de lichaamstaal verschilt. Zo spreken Nederlanders, zeker zij die afkomstig zijn uit het Randstedelijk gebied, erg luid. Vlamingen zijn veel stiller. Nederlanders maken bijzonder veel lawaai als ze spreken. Dat viel me op toen ik na enige tijd weer eens in Den Haag terug kwam. Ze lachen hard, roepen ineens en generen zich niet voor hun omgeving. De Nederlander is wat meer expressief. De Vlamingen is ingetogen, wil niet al te veel opvallen en houdt zich gedeisd.

    Alleen als hij thuis is, in het café met de vrienden, loop de toon op. Hij voelt zich dan op het gemak en zegt wie er onnozel is in het dorp en roept eventueel dat de burgemeester een zeveraar is. Maar als de burgemeester toevallig binnenkomt, houdt hij zich weer gedeisd. De Vlaming is niet expressief, maar eerder inclusief. Hij past zich aan aan zijn omgeving.

    Die verschillende houdingen zie je ook terug in de manier waarop een Nederlander of Vlaming zich uitdrukt. Er zijn veel Nederlanders die hun zin steevast beginnen met: ,,Ik vind dat…‘’. Vervolgens komt er een heel verhaal en doet de spreker alsof hij alle waarheid in pacht heeft. Het maakt deze Nederlander niet uit tegen wie hij dat zegt. Toen de Russische tsaar Peter de Grote in 1697 in Amsterdam kwam, wilde hij bij de burgemeester binnenstappen. Maar er was een schoonmaakster aan het dweilen. Ze liet de tsaar er niet door. Daarop zei Peter de Grote: ,,Maar mevrouw, ik ben de tsaar van alle Russen’‘. De schoonmaakster antwoordde: ,,Dat maakt mij niet uit. Eerst moet het dweilen klaar zijn’’. Nederlanders zijn in dat opzicht weinig veranderd.

    Vlamingen zijn veel gezagsgetrouwer en zouden heel anders reageren. Zij beginnen hun zin zelden met: ,,Ik vind dat ..‘’. Ze zijn bang hun kaarten vrij te geven. De Vlaming zegt: ,,Er wordt gezegd dat…’’ of: ,,Het is geweten dat…’’. Wie er wat zegt, is niet duidelijk.

    De Vlaming drukt zich opzettelijk zo uit omdat hij twee dingen wil verzoenen: in de eerste plaats wil hij duidelijk maken dat ‘hij’ het niet heeft gezegd en in de tweede plaats wil hij omfloerst wel laten blijken dat er ‘iets’ wordt gezegd. De vaagheid maakt de luisteraar nieuwsgieriger, waarop deze doorvraagt. Daarop geeft de Vlaming misschien informatie zonder zichzelf in de zaak te betrekken. Hij houdt de kerk in het midden en daarmee zijn opties vrij.

    De Nederlander juist niet, hij vindt zichzelf de kerk en zegt zijn optie: ,,Ik vind’’. Nederlanders zijn dus directer in taalgebruik, Vlamingen diplomatieker. Maar onderling komt men niet zo op elkaar over. Vlamingen vinden Nederlanders ‘hard’ met hun opinies en Nederlanders vinden Vlamingen vaak ‘onduidelijke draaikonten’. Er is geen duidelijke ja en ook &geen duidelijk nee. Er is: misschien.

    Dit betekent niet dat Nederlanders altijd duidelijk zijn. Vaak zijn ze onduidelijk en on-eigen in taalgebruik. Als je een Nederlander vraagt hoe het gaat, zegt hij: ,,Het gaat geweldig, uitstekend, waanzinnig goed’’. Hij overdrijft om te verbergen dat het misschien niet goed gaat. Hij verstopt zich dus in superlatieven. Wie een Vlaming vraagt hoe het gaat, krijgt als antwoord: ,,Ça va’’. Het gaat, niet slecht maar ook niet overdreven goed.

    Alles gaat bij de Vlaming zijn gangetje en dat is goed genoeg. Er is geen enkele reden om te vluchten in overdreven, oneigen taalgebruik. Maar als een Nederlander antwoordt ,,Het gaat wel’’ wordt dat gezien als: ,,Het gaat slecht’’. Als een Nederlander mij vraagt hoe het gaat, heb ik geen zin in al dat overdreven, ongemeende taalgebruik maar ik wil ook niet de indruk geven dat het slecht gaat. Daarom zeg ik: ,,Eerste klasse’’.

    De lichaamstaal verschilt. De Vlaming die blij is, praat honderduit in het café. Hij voelt zich op zijn gemak, in de biotoop en hij is extrovert. Dat kan veranderen als er mensen komen die hij niet kent. Hij houdt zich dan op de vlakte, want je weet nooit wie dat is. Als hij droevig is, verstopt hij zich het liefst in stilte, zwijgt en wacht op betere tijden. Hij kruipt in de schulp. Een Vlaming heeft iets van een kameleon: hij verandert van buiten maar niet van binnen.

    De Nederlander reageert omgekeerd. Als het slecht gaat, verbergt hij zich in extra kabaal, superlatieven en wordt extroverter. Hij doet alsof, hij doet gemaakt. Hij wil met opzet laten blijken dat ‘het goed gaat’ terwijl het juist niet goed gaat. Als het echt goed gaat, wordt hij rustiger, evenwichtiger. Hij voelt zich niet meer gedwongen te laten blijken dat het goed gaat, want het gaat zichtbaar goed. Hij wordt normaler in het land van doen alsof en kan zijn toonhoogte weer op normale sterkte zetten.

    (De auteur is Nederlander. Tot eind vorig jaar was hij redacteur bij De Standaard, nu is hij kabinetsmedewerker van Europees commissaris Frits Bolkestein.)

    x

    Gans Vlaanderen
    Bewerking door de Bon op 17 Apr 2013 10:40
    27 reactie(s)

    Versie 3

    Vlaams (forum)
    (Stille Vlamingen en luide Nederlanders )

    Stille Vlamingen en luide Nederlanders De standaard, 21 maart 1999 Auteur: Derk Jan Eppink

    Een half jaar nadat ik in 1995 de overstap had gemaakt van Nederland naar België, ging ik terug naar Den Haag. De eerste vraag die ik van vreemden kreeg: ,,Ben je nu een Nederlander of een Belg?‘’ Zelf was ik wat verbaasd over die vraag, maar ongemerkt waren mijn intonatie, accent en woordgebruik danig veranderd. Ook bekenden in Den Haag zeiden: ,,Je klinkt als een Belg, joh.’’

    De oorzaak is dat ik makkelijk van accent verander omdat ik, geboren in het oosten van Nederland, ben opgegroeid met een Nederduits dialect. Op school spraken wij alleen in de klas ‘Hollands’. Daarbuiten dialect. Dat bleef later op de middelbare school ook zo.

    Pas toen ik op 18-jarige leeftijd naar Amsterdam verhuisde om er te studeren, werd ik gedwongen om de hele dag ,,echt Nederlands’’ te spreken. Eerst nog met een accent, maar korte later had ik ook de diepe keel-r van lekkerrrrr. En toen zei men aan het thuisfront: ,,Je praat nu al aardig zoals in het Westen.‘’ Ik bleef dus bevattelijk voor het overnemen van accenten, timbres en toonhoogtes. Toen ik politiek journalist werd in Den Haag, nam ik onvermijdelijk het ,,keurig Hollands’’ over; een Nederlands met een wat bekakte uitspraak.

    Dat veranderde weer toen ik naar Vlaanderen verhuisde, waar snel de ‘Vlaamse inkleuring’ kwam. Ik nam ongemerkt het politieke jargon van de Wetstraat over met woorden zoals depanneren, chipoteren, accapareren. Daarnaast kwam dan de tongval die voor de Nederlanders ,,Belgisch’’ klonk, maar voor de meeste Vlamingen herkenbaar Nederlands was. Ik was daarmee in taalkundig opzicht een tussenfiguur, een wat vreemde kameleon. Ik noemde mij dan voor het gemak een ,,Nederbelg’’.

    Het Nederlands wordt in Nederland en Vlaanderen op een andere manier gesproken. Maar eigenlijk is die scheidslijn vals. Want binnen Nederland spreekt men ook met een ander woordgebruik en een andere intonatie. Een Nederlander uit Wassenaar spreekt anders dan een persoon uit Limburg. In Vlaanderen heb je ook dergelijke verschillen. Een West-Vlaming is makkelijk van een Limburger te onderscheiden. Vergelijk judo-trainer en senator Jean-Marie Dedecker met minister Steve Stevaert.

    Maar toch is er in het algemeen een scheidslijn tussen Nederland en Vlaanderen in taalgebruik. De tongval is erg verschillend. De Boven-Moerdijkse Nederlander heeft zijn harde g, en de Vlaming eerder een zachte. De Nederlander slikt de n in en zegt lope, maar de Vlaming spreekt die uit met lopen, of soms loop’n.

    Er zijn ook andere woorden die voor verwarring zorgen. Een Vlaming zegt: Ik ga lopen. Hij bedoelt dan hard lopen, maar de Nederlander denkt dat hij gaat wandelen. Als je dan een afspraak maakt, heb je snel een misverstand. Omgekeerd ontstaan ook vaak verwarring. Zo zegt een Nederlander al makkelijk: Je moet hem niet zo koeioneren. Hij bedoelt dan: ,,Doe niet zo vervelend tegen hem’’. Maar in Vlaanderen klinkt dat woord veel harder en ongepaster. Het heeft een andere gevoelslading. Je hoort in Vlaanderen wel zeggen: De deur zit vast. De Nederlander denkt dan dat de deur klemt, maar de Vlaming bedoelt dat hij op slot zit. De Nederlander verschijnt bij de deur met een breekijzer en de Vlaming met de sleutel.

    Er zijn ook woorden die men over en weer niet begrijpt. In het Nederlands zijn nogal wat woorden die uit het vroegere Nederlands-Indië komen, uit het Maleis. De Nederlanders spreken over een toko, soebatten, klewang of tempo doeloe. Alleen het woord bakkeleien van het Maleise ‘berkelahi’ (ruzie maken, twisten) heeft zijn weg gevonden in Vlaanderen.

    Anderzijds halen Vlamingen ontzettend veel woorden uit het Frans. Vooral in de politiek is ‘gallicisme’ een ziekte. De woorden worden gewoon omgezet: rammaseren, recupereren, tricheren of klasseren. Constructies worden ook omgezet. Zo hoor je politici vaak zeggen: ,,We moeten ons inschrijven in het Europa van morgen’’. (inschrijven in = s’inscrire á). Het woordgebruik zit er vol mee. ‘Contacter’ wordt gebruikt als contacteren, terwijl het is: contact opnemen met. Veel Nederlanders klinkt van te ook raar in de oren. Vlamingen zeggen wel eens: ,,Ik ben bereid van te komen’’. Een Nederlander zou zeggen: Ik ben bereid om te komen’’. Voor Nederlanders klinkt van te krom.

    Nederlanders hebben op hun beurt ook vreemde manieren ‘van zich/om zich’ uit te drukken. Ze gebruiken graag Engelse en Duitse woorden om geleerd te klinken. ,,Ik moet nu snel mijn mind opmaken en daarna zal ik de databank updaten.‘’ Men doet met zogenoemd turbotaal alsof men de vlotte jongen is. Het meest pijnigend vind ik de uitdrukking: ,,Dat komt niet im Frage.’’ Nederlanders denken dan dat ze in slimheid niet meer te kloppen zijn. Maar dat is wel zo want het is totaal fout. ‘Frage’ is vrouwelijk en ‘im’ Frage kan nooit. Het moet zijn: in Frage.

    Het zijn niet alleen woorden en uitdrukkingen die anders zijn. Ook de toonhoogte en de lichaamstaal verschilt. Zo spreken Nederlanders, zeker zij die afkomstig zijn uit het Randstedelijk gebied, erg luid. Vlamingen zijn veel stiller. Nederlanders maken bijzonder veel lawaai als ze spreken. Dat viel me op toen ik na enige tijd weer eens in Den Haag terug kwam. Ze lachen hard, roepen ineens en generen zich niet voor hun omgeving. De Nederlander is wat meer expressief. De Vlamingen is ingetogen, wil niet al te veel opvallen en houdt zich gedeisd.

    Alleen als hij thuis is, in het café met de vrienden, loop de toon op. Hij voelt zich dan op het gemak en zegt wie er onnozel is in het dorp en roept eventueel dat de burgemeester een zeveraar is. Maar als de burgemeester toevallig binnenkomt, houdt hij zich weer gedeisd. De Vlaming is niet expressief, maar eerder inclusief. Hij past zich aan aan zijn omgeving.

    Die verschillende houdingen zie je ook terug in de manier waarop een Nederlander of Vlaming zich uitdrukt. Er zijn veel Nederlanders die hun zin steevast beginnen met: ,,Ik vind dat…‘’. Vervolgens komt er een heel verhaal en doet de spreker alsof hij alle waarheid in pacht heeft. Het maakt deze Nederlander niet uit tegen wie hij dat zegt. Toen de Russische tsaar Peter de Grote in 1697 in Amsterdam kwam, wilde hij bij de burgemeester binnenstappen. Maar er was een schoonmaakster aan het dweilen. Ze liet de tsaar er niet door. Daarop zei Peter de Grote: ,,Maar mevrouw, ik ben de tsaar van alle Russen’‘. De schoonmaakster antwoordde: ,,Dat maakt mij niet uit. Eerst moet het dweilen klaar zijn’’. Nederlanders zijn in dat opzicht weinig veranderd.

    Vlamingen zijn veel gezagsgetrouwer en zouden heel anders reageren. Zij beginnen hun zin zelden met: ,,Ik vind dat ..‘’. Ze zijn bang hun kaarten vrij te geven. De Vlaming zegt: ,,Er wordt gezegd dat…’’ of: ,,Het is geweten dat…’’. Wie er wat zegt, is niet duidelijk.

    De Vlaming drukt zich opzettelijk zo uit omdat hij twee dingen wil verzoenen: in de eerste plaats wil hij duidelijk maken dat ‘hij’ het niet heeft gezegd en in de tweede plaats wil hij omfloerst wel laten blijken dat er ‘iets’ wordt gezegd. De vaagheid maakt de luisteraar nieuwsgieriger, waarop deze doorvraagt. Daarop geeft de Vlaming misschien informatie zonder zichzelf in de zaak te betrekken. Hij houdt de kerk in het midden en daarmee zijn opties vrij.

    De Nederlander juist niet, hij vindt zichzelf de kerk en zegt zijn optie: ,,Ik vind’’. Nederlanders zijn dus directer in taalgebruik, Vlamingen diplomatieker. Maar onderling komt men niet zo op elkaar over. Vlamingen vinden Nederlanders ‘hard’ met hun opinies en Nederlanders vinden Vlamingen vaak ‘onduidelijke draaikonten’. Er is geen duidelijke ja en ook &geen duidelijk nee. Er is: misschien.

    Dit betekent niet dat Nederlanders altijd duidelijk zijn. Vaak zijn ze onduidelijk en on-eigen in taalgebruik. Als je een Nederlander vraagt hoe het gaat, zegt hij: ,,Het gaat geweldig, uitstekend, waanzinnig goed’’. Hij overdrijft om te verbergen dat het misschien niet goed gaat. Hij verstopt zich dus in superlatieven. Wie een Vlaming vraagt hoe het gaat, krijgt als antwoord: ,,Ça va’’. Het gaat, niet slecht maar ook niet overdreven goed.

    Alles gaat bij de Vlaming zijn gangetje en dat is goed genoeg. Er is geen enkele reden om te vluchten in overdreven, oneigen taalgebruik. Maar als een Nederlander antwoordt ,,Het gaat wel’’ wordt dat gezien als: ,,Het gaat slecht’’. Als een Nederlander mij vraagt hoe het gaat, heb ik geen zin in al dat overdreven, ongemeende taalgebruik maar ik wil ook niet de indruk geven dat het slecht gaat. Daarom zeg ik: ,,Eerste klasse’’.

    De lichaamstaal verschilt. De Vlaming die blij is, praat honderduit in het café. Hij voelt zich op zijn gemak, in de biotoop en hij is extrovert. Dat kan veranderen als er mensen komen die hij niet kent. Hij houdt zich dan op de vlakte, want je weet nooit wie dat is. Als hij droevig is, verstopt hij zich het liefst in stilte, zwijgt en wacht op betere tijden. Hij kruipt in de schulp. Een Vlaming heeft iets van een kameleon: hij verandert van buiten maar niet van binnen.

    De Nederlander reageert omgekeerd. Als het slecht gaat, verbergt hij zich in extra kabaal, superlatieven en wordt extroverter. Hij doet alsof, hij doet gemaakt. Hij wil met opzet laten blijken dat ‘het goed gaat’ terwijl het juist niet goed gaat. Als het echt goed gaat, wordt hij rustiger, evenwichtiger. Hij voelt zich niet meer gedwongen te laten blijken dat het goed gaat, want het gaat zichtbaar goed. Hij wordt normaler in het land van doen alsof en kan zijn toonhoogte weer op normale sterkte zetten.

    (De auteur is Nederlander. Tot eind vorig jaar was hij redacteur bij De Standaard, nu is hij kabinetsmedewerker van Europees commissaris Frits Bolkestein.)

    x

    Gans Vlaanderen
    Bewerking door de Bon op 17 Apr 2013 10:39
    27 reactie(s)

    Versie 2

    Vlaams (forum)
    (Stille Vlamingen en luide Nederlanders )

    Stille Vlamingen en luide Nederlanders De standaard, 21 maart 1999 Auteur: Derk Jan Eppink Een half jaar nadat ik in 1995 de overstap had gemaakt van Nederland naar België, ging ik terug naar Den Haag. De eerste vraag die ik van vreemden kreeg: ,,Ben je nu een Nederlander of een Belg?‘’ Zelf was ik wat verbaasd over die vraag, maar ongemerkt waren mijn intonatie, accent en woordgebruik danig veranderd. Ook bekenden in Den Haag zeiden: ,,Je klinkt als een Belg, joh.’’

    De oorzaak is dat ik makkelijk van accent verander omdat ik, geboren in het oosten van Nederland, ben opgegroeid met een Nederduits dialect. Op school spraken wij alleen in de klas ‘Hollands’. Daarbuiten dialect. Dat bleef later op de middelbare school ook zo.

    Pas toen ik op 18-jarige leeftijd naar Amsterdam verhuisde om er te studeren, werd ik gedwongen om de hele dag ,,echt Nederlands’’ te spreken. Eerst nog met een accent, maar korte later had ik ook de diepe keel-r van lekkerrrrr. En toen zei men aan het thuisfront: ,,Je praat nu al aardig zoals in het Westen.‘’ Ik bleef dus bevattelijk voor het overnemen van accenten, timbres en toonhoogtes. Toen ik politiek journalist werd in Den Haag, nam ik onvermijdelijk het ,,keurig Hollands’’ over; een Nederlands met een wat bekakte uitspraak.

    Dat veranderde weer toen ik naar Vlaanderen verhuisde, waar snel de ‘Vlaamse inkleuring’ kwam. Ik nam ongemerkt het politieke jargon van de Wetstraat over met woorden zoals depanneren, chipoteren, accapareren. Daarnaast kwam dan de tongval die voor de Nederlanders ,,Belgisch’’ klonk, maar voor de meeste Vlamingen herkenbaar Nederlands was. Ik was daarmee in taalkundig opzicht een tussenfiguur, een wat vreemde kameleon. Ik noemde mij dan voor het gemak een ,,Nederbelg’’.

    Het Nederlands wordt in Nederland en Vlaanderen op een andere manier gesproken. Maar eigenlijk is die scheidslijn vals. Want binnen Nederland spreekt men ook met een ander woordgebruik en een andere intonatie. Een Nederlander uit Wassenaar spreekt anders dan een persoon uit Limburg. In Vlaanderen heb je ook dergelijke verschillen. Een West-Vlaming is makkelijk van een Limburger te onderscheiden. Vergelijk judo-trainer en senator Jean-Marie Dedecker met minister Steve Stevaert.

    Maar toch is er in het algemeen een scheidslijn tussen Nederland en Vlaanderen in taalgebruik. De tongval is erg verschillend. De Boven-Moerdijkse Nederlander heeft zijn harde g, en de Vlaming eerder een zachte. De Nederlander slikt de n in en zegt lope, maar de Vlaming spreekt die uit met lopen, of soms loop’n.

    Er zijn ook andere woorden die voor verwarring zorgen. Een Vlaming zegt: Ik ga lopen. Hij bedoelt dan hard lopen, maar de Nederlander denkt dat hij gaat wandelen. Als je dan een afspraak maakt, heb je snel een misverstand. Omgekeerd ontstaan ook vaak verwarring. Zo zegt een Nederlander al makkelijk: Je moet hem niet zo koeioneren. Hij bedoelt dan: ,,Doe niet zo vervelend tegen hem’’. Maar in Vlaanderen klinkt dat woord veel harder en ongepaster. Het heeft een andere gevoelslading. Je hoort in Vlaanderen wel zeggen: De deur zit vast. De Nederlander denkt dan dat de deur klemt, maar de Vlaming bedoelt dat hij op slot zit. De Nederlander verschijnt bij de deur met een breekijzer en de Vlaming met de sleutel.

    Er zijn ook woorden die men over en weer niet begrijpt. In het Nederlands zijn nogal wat woorden die uit het vroegere Nederlands-Indië komen, uit het Maleis. De Nederlanders spreken over een toko, soebatten, klewang of tempo doeloe. Alleen het woord bakkeleien van het Maleise ‘berkelahi’ (ruzie maken, twisten) heeft zijn weg gevonden in Vlaanderen.

    Anderzijds halen Vlamingen ontzettend veel woorden uit het Frans. Vooral in de politiek is ‘gallicisme’ een ziekte. De woorden worden gewoon omgezet: rammaseren, recupereren, tricheren of klasseren. Constructies worden ook omgezet. Zo hoor je politici vaak zeggen: ,,We moeten ons inschrijven in het Europa van morgen’’. (inschrijven in = s’inscrire á). Het woordgebruik zit er vol mee. ‘Contacter’ wordt gebruikt als contacteren, terwijl het is: contact opnemen met. Veel Nederlanders klinkt van te ook raar in de oren. Vlamingen zeggen wel eens: ,,Ik ben bereid van te komen’’. Een Nederlander zou zeggen: Ik ben bereid om te komen’’. Voor Nederlanders klinkt van te krom.

    Nederlanders hebben op hun beurt ook vreemde manieren ‘van zich/om zich’ uit te drukken. Ze gebruiken graag Engelse en Duitse woorden om geleerd te klinken. ,,Ik moet nu snel mijn mind opmaken en daarna zal ik de databank updaten.‘’ Men doet met zogenoemd turbotaal alsof men de vlotte jongen is. Het meest pijnigend vind ik de uitdrukking: ,,Dat komt niet im Frage.’’ Nederlanders denken dan dat ze in slimheid niet meer te kloppen zijn. Maar dat is wel zo want het is totaal fout. ‘Frage’ is vrouwelijk en ‘im’ Frage kan nooit. Het moet zijn: in Frage.

    Het zijn niet alleen woorden en uitdrukkingen die anders zijn. Ook de toonhoogte en de lichaamstaal verschilt. Zo spreken Nederlanders, zeker zij die afkomstig zijn uit het Randstedelijk gebied, erg luid. Vlamingen zijn veel stiller. Nederlanders maken bijzonder veel lawaai als ze spreken. Dat viel me op toen ik na enige tijd weer eens in Den Haag terug kwam. Ze lachen hard, roepen ineens en generen zich niet voor hun omgeving. De Nederlander is wat meer expressief. De Vlamingen is ingetogen, wil niet al te veel opvallen en houdt zich gedeisd.

    Alleen als hij thuis is, in het café met de vrienden, loop de toon op. Hij voelt zich dan op het gemak en zegt wie er onnozel is in het dorp en roept eventueel dat de burgemeester een zeveraar is. Maar als de burgemeester toevallig binnenkomt, houdt hij zich weer gedeisd. De Vlaming is niet expressief, maar eerder inclusief. Hij past zich aan aan zijn omgeving.

    Die verschillende houdingen zie je ook terug in de manier waarop een Nederlander of Vlaming zich uitdrukt. Er zijn veel Nederlanders die hun zin steevast beginnen met: ,,Ik vind dat…‘’. Vervolgens komt er een heel verhaal en doet de spreker alsof hij alle waarheid in pacht heeft. Het maakt deze Nederlander niet uit tegen wie hij dat zegt. Toen de Russische tsaar Peter de Grote in 1697 in Amsterdam kwam, wilde hij bij de burgemeester binnenstappen. Maar er was een schoonmaakster aan het dweilen. Ze liet de tsaar er niet door. Daarop zei Peter de Grote: ,,Maar mevrouw, ik ben de tsaar van alle Russen’‘. De schoonmaakster antwoordde: ,,Dat maakt mij niet uit. Eerst moet het dweilen klaar zijn’’. Nederlanders zijn in dat opzicht weinig veranderd.

    Vlamingen zijn veel gezagsgetrouwer en zouden heel anders reageren. Zij beginnen hun zin zelden met: ,,Ik vind dat ..‘’. Ze zijn bang hun kaarten vrij te geven. De Vlaming zegt: ,,Er wordt gezegd dat…’’ of: ,,Het is geweten dat…’’. Wie er wat zegt, is niet duidelijk.

    De Vlaming drukt zich opzettelijk zo uit omdat hij twee dingen wil verzoenen: in de eerste plaats wil hij duidelijk maken dat ‘hij’ het niet heeft gezegd en in de tweede plaats wil hij omfloerst wel laten blijken dat er ‘iets’ wordt gezegd. De vaagheid maakt de luisteraar nieuwsgieriger, waarop deze doorvraagt. Daarop geeft de Vlaming misschien informatie zonder zichzelf in de zaak te betrekken. Hij houdt de kerk in het midden en daarmee zijn opties vrij.

    De Nederlander juist niet, hij vindt zichzelf de kerk en zegt zijn optie: ,,Ik vind’’. Nederlanders zijn dus directer in taalgebruik, Vlamingen diplomatieker. Maar onderling komt men niet zo op elkaar over. Vlamingen vinden Nederlanders ‘hard’ met hun opinies en Nederlanders vinden Vlamingen vaak ‘onduidelijke draaikonten’. Er is geen duidelijke ja en ook &geen duidelijk nee. Er is: misschien.

    Dit betekent niet dat Nederlanders altijd duidelijk zijn. Vaak zijn ze onduidelijk en on-eigen in taalgebruik. Als je een Nederlander vraagt hoe het gaat, zegt hij: ,,Het gaat geweldig, uitstekend, waanzinnig goed’’. Hij overdrijft om te verbergen dat het misschien niet goed gaat. Hij verstopt zich dus in superlatieven. Wie een Vlaming vraagt hoe het gaat, krijgt als antwoord: ,,Ça va’’. Het gaat, niet slecht maar ook niet overdreven goed.

    Alles gaat bij de Vlaming zijn gangetje en dat is goed genoeg. Er is geen enkele reden om te vluchten in overdreven, oneigen taalgebruik. Maar als een Nederlander antwoordt ,,Het gaat wel’’ wordt dat gezien als: ,,Het gaat slecht’’. Als een Nederlander mij vraagt hoe het gaat, heb ik geen zin in al dat overdreven, ongemeende taalgebruik maar ik wil ook niet de indruk geven dat het slecht gaat. Daarom zeg ik: ,,Eerste klasse’’.

    De lichaamstaal verschilt. De Vlaming die blij is, praat honderduit in het café. Hij voelt zich op zijn gemak, in de biotoop en hij is extrovert. Dat kan veranderen als er mensen komen die hij niet kent. Hij houdt zich dan op de vlakte, want je weet nooit wie dat is. Als hij droevig is, verstopt hij zich het liefst in stilte, zwijgt en wacht op betere tijden. Hij kruipt in de schulp. Een Vlaming heeft iets van een kameleon: hij verandert van buiten maar niet van binnen.

    De Nederlander reageert omgekeerd. Als het slecht gaat, verbergt hij zich in extra kabaal, superlatieven en wordt extroverter. Hij doet alsof, hij doet gemaakt. Hij wil met opzet laten blijken dat ‘het goed gaat’ terwijl het juist niet goed gaat. Als het echt goed gaat, wordt hij rustiger, evenwichtiger. Hij voelt zich niet meer gedwongen te laten blijken dat het goed gaat, want het gaat zichtbaar goed. Hij wordt normaler in het land van doen alsof en kan zijn toonhoogte weer op normale sterkte zetten.

    (De auteur is Nederlander. Tot eind vorig jaar was hij redacteur bij De Standaard, nu is hij kabinetsmedewerker van Europees commissaris Frits Bolkestein.)

    x

    Gans Vlaanderen
    Bewerking door de Bon op 17 Apr 2013 10:37
    27 reactie(s)

    Versie 1

    Vlaams (forum)
    (Stille Vlamingen en luide Nederlanders )

    .

    Stille Vlamingen en luide Nederlanders De standaard, 21 maart 1999 Auteur: Derk Jan Eppink Een half jaar nadat ik in 1995 de overstap had gemaakt van Nederland naar België, ging ik terug naar Den Haag. De eerste vraag die ik van vreemden kreeg: ,,Ben je nu een Nederlander of een Belg?‘’ Zelf was ik wat verbaasd over die vraag, maar ongemerkt waren mijn intonatie, accent en woordgebruik danig veranderd. Ook bekenden in Den Haag zeiden: ,,Je klinkt als een Belg, joh.’’

    .

    De oorzaak is dat ik makkelijk van accent verander omdat ik, geboren in het oosten van Nederland, ben opgegroeid met een Nederduits dialect. Op school spraken wij alleen in de klas ‘Hollands’. Daarbuiten dialect. Dat bleef later op de middelbare school ook zo.

    Pas toen ik op 18-jarige leeftijd naar Amsterdam verhuisde om er te studeren, werd ik gedwongen om de hele dag ,,echt Nederlands’’ te spreken. Eerst nog met een accent, maar korte later had ik ook de diepe keel-r van lekkerrrrr. En toen zei men aan het thuisfront: ,,Je praat nu al aardig zoals in het Westen.‘’ Ik bleef dus bevattelijk voor het overnemen van accenten, timbres en toonhoogtes. Toen ik politiek journalist werd in Den Haag, nam ik onvermijdelijk het ,,keurig Hollands’’ over; een Nederlands met een wat bekakte uitspraak.

    Dat veranderde weer toen ik naar Vlaanderen verhuisde, waar snel de ‘Vlaamse inkleuring’ kwam. Ik nam ongemerkt het politieke jargon van de Wetstraat over met woorden zoals depanneren, chipoteren, accapareren. Daarnaast kwam dan de tongval die voor de Nederlanders ,,Belgisch’’ klonk, maar voor de meeste Vlamingen herkenbaar Nederlands was. Ik was daarmee in taalkundig opzicht een tussenfiguur, een wat vreemde kameleon. Ik noemde mij dan voor het gemak een ,,Nederbelg’’.

    Het Nederlands wordt in Nederland en Vlaanderen op een andere manier gesproken. Maar eigenlijk is die scheidslijn vals. Want binnen Nederland spreekt men ook met een ander woordgebruik en een andere intonatie. Een Nederlander uit Wassenaar spreekt anders dan een persoon uit Limburg. In Vlaanderen heb je ook dergelijke verschillen. Een West-Vlaming is makkelijk van een Limburger te onderscheiden. Vergelijk judo-trainer en senator Jean-Marie Dedecker met minister Steve Stevaert.

    Maar toch is er in het algemeen een scheidslijn tussen Nederland en Vlaanderen in taalgebruik. De tongval is erg verschillend. De Boven-Moerdijkse Nederlander heeft zijn harde g, en de Vlaming eerder een zachte. De Nederlander slikt de n in en zegt lope, maar de Vlaming spreekt die uit met lopen, of soms loop’n.

    Er zijn ook andere woorden die voor verwarring zorgen. Een Vlaming zegt: Ik ga lopen. Hij bedoelt dan hard lopen, maar de Nederlander denkt dat hij gaat wandelen. Als je dan een afspraak maakt, heb je snel een misverstand. Omgekeerd ontstaan ook vaak verwarring. Zo zegt een Nederlander al makkelijk: Je moet hem niet zo koeioneren. Hij bedoelt dan: ,,Doe niet zo vervelend tegen hem’’. Maar in Vlaanderen klinkt dat woord veel harder en ongepaster. Het heeft een andere gevoelslading. Je hoort in Vlaanderen wel zeggen: De deur zit vast. De Nederlander denkt dan dat de deur klemt, maar de Vlaming bedoelt dat hij op slot zit. De Nederlander verschijnt bij de deur met een breekijzer en de Vlaming met de sleutel.

    Er zijn ook woorden die men over en weer niet begrijpt. In het Nederlands zijn nogal wat woorden die uit het vroegere Nederlands-Indië komen, uit het Maleis. De Nederlanders spreken over een toko, soebatten, klewang of tempo doeloe. Alleen het woord bakkeleien van het Maleise ‘berkelahi’ (ruzie maken, twisten) heeft zijn weg gevonden in Vlaanderen.

    Anderzijds halen Vlamingen ontzettend veel woorden uit het Frans. Vooral in de politiek is ‘gallicisme’ een ziekte. De woorden worden gewoon omgezet: rammaseren, recupereren, tricheren of klasseren. Constructies worden ook omgezet. Zo hoor je politici vaak zeggen: ,,We moeten ons inschrijven in het Europa van morgen’’. (inschrijven in = s’inscrire á). Het woordgebruik zit er vol mee. ‘Contacter’ wordt gebruikt als contacteren, terwijl het is: contact opnemen met. Veel Nederlanders klinkt van te ook raar in de oren. Vlamingen zeggen wel eens: ,,Ik ben bereid van te komen’’. Een Nederlander zou zeggen: Ik ben bereid om te komen’’. Voor Nederlanders klinkt van te krom.

    Nederlanders hebben op hun beurt ook vreemde manieren ‘van zich/om zich’ uit te drukken. Ze gebruiken graag Engelse en Duitse woorden om geleerd te klinken. ,,Ik moet nu snel mijn mind opmaken en daarna zal ik de databank updaten.‘’ Men doet met zogenoemd turbotaal alsof men de vlotte jongen is. Het meest pijnigend vind ik de uitdrukking: ,,Dat komt niet im Frage.’’ Nederlanders denken dan dat ze in slimheid niet meer te kloppen zijn. Maar dat is wel zo want het is totaal fout. ‘Frage’ is vrouwelijk en ‘im’ Frage kan nooit. Het moet zijn: in Frage.

    Het zijn niet alleen woorden en uitdrukkingen die anders zijn. Ook de toonhoogte en de lichaamstaal verschilt. Zo spreken Nederlanders, zeker zij die afkomstig zijn uit het Randstedelijk gebied, erg luid. Vlamingen zijn veel stiller. Nederlanders maken bijzonder veel lawaai als ze spreken. Dat viel me op toen ik na enige tijd weer eens in Den Haag terug kwam. Ze lachen hard, roepen ineens en generen zich niet voor hun omgeving. De Nederlander is wat meer expressief. De Vlamingen is ingetogen, wil niet al te veel opvallen en houdt zich gedeisd.

    Alleen als hij thuis is, in het café met de vrienden, loop de toon op. Hij voelt zich dan op het gemak en zegt wie er onnozel is in het dorp en roept eventueel dat de burgemeester een zeveraar is. Maar als de burgemeester toevallig binnenkomt, houdt hij zich weer gedeisd. De Vlaming is niet expressief, maar eerder inclusief. Hij past zich aan aan zijn omgeving.

    Die verschillende houdingen zie je ook terug in de manier waarop een Nederlander of Vlaming zich uitdrukt. Er zijn veel Nederlanders die hun zin steevast beginnen met: ,,Ik vind dat…‘’. Vervolgens komt er een heel verhaal en doet de spreker alsof hij alle waarheid in pacht heeft. Het maakt deze Nederlander niet uit tegen wie hij dat zegt. Toen de Russische tsaar Peter de Grote in 1697 in Amsterdam kwam, wilde hij bij de burgemeester binnenstappen. Maar er was een schoonmaakster aan het dweilen. Ze liet de tsaar er niet door. Daarop zei Peter de Grote: ,,Maar mevrouw, ik ben de tsaar van alle Russen’‘. De schoonmaakster antwoordde: ,,Dat maakt mij niet uit. Eerst moet het dweilen klaar zijn’’. Nederlanders zijn in dat opzicht weinig veranderd.

    Vlamingen zijn veel gezagsgetrouwer en zouden heel anders reageren. Zij beginnen hun zin zelden met: ,,Ik vind dat ..‘’. Ze zijn bang hun kaarten vrij te geven. De Vlaming zegt: ,,Er wordt gezegd dat…’’ of: ,,Het is geweten dat…’’. Wie er wat zegt, is niet duidelijk.

    De Vlaming drukt zich opzettelijk zo uit omdat hij twee dingen wil verzoenen: in de eerste plaats wil hij duidelijk maken dat ‘hij’ het niet heeft gezegd en in de tweede plaats wil hij omfloerst wel laten blijken dat er ‘iets’ wordt gezegd. De vaagheid maakt de luisteraar nieuwsgieriger, waarop deze doorvraagt. Daarop geeft de Vlaming misschien informatie zonder zichzelf in de zaak te betrekken. Hij houdt de kerk in het midden en daarmee zijn opties vrij.

    De Nederlander juist niet, hij vindt zichzelf de kerk en zegt zijn optie: ,,Ik vind’’. Nederlanders zijn dus directer in taalgebruik, Vlamingen diplomatieker. Maar onderling komt men niet zo op elkaar over. Vlamingen vinden Nederlanders ‘hard’ met hun opinies en Nederlanders vinden Vlamingen vaak ‘onduidelijke draaikonten’. Er is geen duidelijke ja en ook &geen duidelijk nee. Er is: misschien.

    Dit betekent niet dat Nederlanders altijd duidelijk zijn. Vaak zijn ze onduidelijk en on-eigen in taalgebruik. Als je een Nederlander vraagt hoe het gaat, zegt hij: ,,Het gaat geweldig, uitstekend, waanzinnig goed’’. Hij overdrijft om te verbergen dat het misschien niet goed gaat. Hij verstopt zich dus in superlatieven. Wie een Vlaming vraagt hoe het gaat, krijgt als antwoord: ,,Ça va’’. Het gaat, niet slecht maar ook niet overdreven goed.

    Alles gaat bij de Vlaming zijn gangetje en dat is goed genoeg. Er is geen enkele reden om te vluchten in overdreven, oneigen taalgebruik. Maar als een Nederlander antwoordt ,,Het gaat wel’’ wordt dat gezien als: ,,Het gaat slecht’’. Als een Nederlander mij vraagt hoe het gaat, heb ik geen zin in al dat overdreven, ongemeende taalgebruik maar ik wil ook niet de indruk geven dat het slecht gaat. Daarom zeg ik: ,,Eerste klasse’’.

    De lichaamstaal verschilt. De Vlaming die blij is, praat honderduit in het café. Hij voelt zich op zijn gemak, in de biotoop en hij is extrovert. Dat kan veranderen als er mensen komen die hij niet kent. Hij houdt zich dan op de vlakte, want je weet nooit wie dat is. Als hij droevig is, verstopt hij zich het liefst in stilte, zwijgt en wacht op betere tijden. Hij kruipt in de schulp. Een Vlaming heeft iets van een kameleon: hij verandert van buiten maar niet van binnen.

    De Nederlander reageert omgekeerd. Als het slecht gaat, verbergt hij zich in extra kabaal, superlatieven en wordt extroverter. Hij doet alsof, hij doet gemaakt. Hij wil met opzet laten blijken dat ‘het goed gaat’ terwijl het juist niet goed gaat. Als het echt goed gaat, wordt hij rustiger, evenwichtiger. Hij voelt zich niet meer gedwongen te laten blijken dat het goed gaat, want het gaat zichtbaar goed. Hij wordt normaler in het land van doen alsof en kan zijn toonhoogte weer op normale sterkte zetten.

    (De auteur is Nederlander. Tot eind vorig jaar was hij redacteur bij De Standaard, nu is hij kabinetsmedewerker van Europees commissaris Frits Bolkestein.)

    x

    Gans Vlaanderen
    Bewerking door LeGrognard op 14 Apr 2013 22:06
    27 reactie(s)

    Nieuwe versie!
    Er is een nieuwe versie van het Vlaams Woordenboek online. Mocht je problemen ondervinden, gelieve deze te melden op onze GitHub.

    Het Vlaams woordenboek  |  Concept en realisatie door Anthony Liekens

    Creative Commons License

    Het Vlaams Woordenboek by Anthony Liekens is licensed under a Creative Commons Attribution-NonCommercial-ShareAlike 4.0 International License.