Registreer als nieuwe gebruiker om het Vlaamse Woordenboek op zijn best te kunnen gebruiken. Als ingelogde gebruiker kunt ge bijvoorbeeld nieuwe termen aan ons woordenboek toevoegen, andermans definities verbeteren, en reageren op bestaande definities.
wesp
(In de provincie Vlaams-Brabant spreekt men van “peerwepsen” of “peerwespen”, dit zou te maken kunnen hebben met wespen die de perenoogst kwamen verpesten – opmerking van Dennoman)
Pas op voor die peeweps, sebiet wordt ge gestoken.
Rap, er zit een peeweps binnen, pakt de gazet!
(muren of gevels) bepleisteren, voegen
Ozze pa hee van de week gans de veegevel gekallejd.
(Onze pa heeft van de week gans de voorgevel gekalleid.)
opdirken
vaak wederkerend gebruikt: zich optaloren
Tante Berta had zich nogal opgetaloord voor ons trouwfeest.
(zich) opvallend schminken, (zich) ongepast opmaken (van vrouwen gezegd)
opgepotlepeld zijn: zwaar geschminkt zijn
(het woord klinkt wat verouderd tegenwoordig; de weerstand tegen een opgemaakt uiterlijk is niet meer zo groot)
Tante Bertha was nogal opgepotlepeld gisteren! Wat een schminkdoos is dat geworden!
beschadigen, bekrassen, iets (ongewild) schade toebrengen, schaafwonden oplopen.
Ze heeft haar auto nog maar een week en hare zijkant is al geschalotterd!
Hij is gisteren met zijne velo gevallen. Gans zijne knie geschalotterd!
Ze hebben hier gisteren proberen inbreken. Het slot van ons voordeur was geschalotterd.
Nieuwe versie!
Er is een nieuwe versie van het Vlaams Woordenboek online. Mocht je problemen ondervinden, gelieve deze te melden op onze
GitHub.