Registreer als nieuwe gebruiker om het Vlaamse Woordenboek op zijn best te kunnen gebruiken. Als ingelogde gebruiker kunt ge bijvoorbeeld nieuwe termen aan ons woordenboek toevoegen, andermans definities verbeteren, en reageren op bestaande definities.
oude benaming voor een kleine kip- of stortkar (etym. Waals ‘clitchèt’)
De oude boer kwam onverstoord met zijn klitsjie vol mest door de straat gereden; eer de mensen eraan dachten hun ramen te sluiten, hing die typische, indringende geur als de stinkende belofte van een rijke oogst in al de woonkamers.
oude benaming voor een kleine kip- of stortkar (etym. Waals ‘clitchèt’)
De oude boer kwam onverstoord met zijn klitsjie vol mest door de straat gereden; eer de mensen eraan dachten hun ramen te sluiten, hing de typische, indringende geur als de stinkende belofte van een rijke oogst in al de woonkamers.
regionale benaming voor de ‘haagwinde’, ook wel ‘pispotjes’ geheten
In Haspengouw is (was?) ‘klimop’ de gewone benaming voor de ‘hagewinde’, terwijl de Ndl. klimop ‘wintergroen’ werd genoemd.
volkse benaming voor de haag- of klokwinde (Calystegia of Convolvulus sepium)
Het is ieder jaar opnieuw een heel gevecht op die lastige pispotjes uit uw tuin te houden.
klimplant die in Nederland haagwinde of klokwinde (Calystegia sepium) wordt genoemd.
Een courante volksbenaming voor het onkruid ‘hagewinde’ is ‘pispotjes’.
Nieuwe versie!
Er is een nieuwe versie van het Vlaams Woordenboek online. Mocht je problemen ondervinden, gelieve deze te melden op onze
GitHub.