Registreer als nieuwe gebruiker om het Vlaamse Woordenboek op zijn best te kunnen gebruiken. Als ingelogde gebruiker kunt ge bijvoorbeeld nieuwe termen aan ons woordenboek toevoegen, andermans definities verbeteren, en reageren op bestaande definities.
(overg.) uitlachen, uitschelden, uitsliepen; (onoverg.) ophouden met wenen
Meester, ze zitten mijn Antonyke aaneenaan uit te grinsen, kunt gij daar niks aan doen?
Hoe zit dat, zijt ge uitgegrins? Allee, kom dan maar uit den hoek!
(overg.) uitlachen, uitschelden, uitsliepen; (onoverg.) ophouden met wenen
Meester, ze zitten mijn Antonyke aaneenaan uit te grinsen, kunt gij daar niks aan doen?
Hoe zit dat, zijt ge uitgegrins? Allee, kom dan maar uit den hoek!
bewenen, betreuren
vgl. grinsen
Die mens zal gauw begrins zijn. (men zal niet lang om hem of haar treuren)
jengelen; huilen, wenen
De kleine is al de hele dag aan het grinsen. Zijn tandjes komen door.
vanwege(vz.),
teneinde + te, om + te (vgw. + inf.)
Fr. pour (voegw.)
Ze staan bekend voor hun goei pistolets.
Voor het kort te trekken.
Gehoord op vrt-nieuws 17/04/11: Een toeschouwer roept een wandelende deelnemer in de Antwerp 10 miles toe: Hela, het is wel voor te lopen he.
Zo’n spatel dat dient voor het schuim van de melk te scheppen.
Mannekes, ’t is maar voor te lachen zenne.
Wat is er voor t’ eten vanavond?
Nieuwe versie!
Er is een nieuwe versie van het Vlaams Woordenboek online. Mocht je problemen ondervinden, gelieve deze te melden op onze
GitHub.