Vlaams Woordenboek logo

Het Vlaams woordenboek


Index

A B C D E F G H I J K L M N O P Q R S T U V W X Y Z

Log in

Registreer als nieuwe gebruiker om het Vlaamse Woordenboek op zijn best te kunnen gebruiken. Als ingelogde gebruiker kunt ge bijvoorbeeld nieuwe termen aan ons woordenboek toevoegen, andermans definities verbeteren, en reageren op bestaande definities.

Uw gebruikersnaam
Uw geheime paswoord

  • Log in
  • Wijzigingen door nthn

    mensen
    (verzamellemma)

    algemeen:
    gast, vent, manneke
    vrouwmens
    wijf
    madam
    meiske
    patotter, pagadder
    boeleke
    jagger

    familie:
    pluspapa/plusmama
    zuster
    vent/wijf/madam
    echteling, echtgescheiden
    schoonbroer
    nonkel
    kozijn
    bompa/bomma, pepe/meme

    -

    Gans Vlaanderen
    Bewerking door nthn op 18 Jan 2020 20:59
    14 reactie(s)

    boeleke
    (het ~, ~s)

    baby, zuigeling
    Van Dale 2015 online: BE spreektaal

    herkomst: de oorspronkelijke betekenis zou zijn “naverwant, geliefde, minnaar, minnares”

    zie ook verzamellemma mensen

    Dat boeleke ligt daar zo schattig te slapen.

    Gans Vlaanderen
    Bewerking door nthn op 18 Jan 2020 20:58
    0 reactie(s)

    manneke
    (zn. o., ~s)

    - aanspreking (zowel m. als vr.) voor een persoon (meestal informeel, soms pejoratief)
    - Meervoud: mannekes: voor jongens en meisjes samen

    in Limburg en Kempen: menneke
    Ripuaries Limburg: mentje. Voor vrouwen en meisjes is er: ‘vruike’.
    aan de kust niet in gebruik, daar eerder vent

    zie andere definities van manneke

    zie ook verzamellemma mensen

    Zeg mannekes, kan dat hier wat rustig? (bv. voor een gemengde klas)

    Hela manneke, blijft daar eens af. (Kan zowel tegen een kind als tegen een volwassene.)

    Manneke! Stopt eens met uw gezaag. (Zou een man tegen zijn vrouw kunnen zeggen. Of vice versa natuurlijk.)

    Mannekes toch, ge zoudt eens moeten weten… (Hier richt men zich eventueel tot denkbeeldige toehoorders.)

    Gans Vlaanderen
    Bewerking door nthn op 18 Jan 2020 20:58
    2 reactie(s)

    gast
    (de ~ (m.), ~en)

    kerel, manspersoon
    ook als aanspreking

    Van Dale: 4 (informeel) persoon

    Woordenboek der Nederlandsche Taal: gast: verkl. gastje, in de volkstaal gasje

    zie ook verzamellemma mensen

    Die gast moet niet denken dat hem het manneke is (manneke, het ~ zijn). Anders maken we hem een koppeke kleiner (fig.). We zullen hem eens mores leren.

    Zeg gast, ’t zal al wel genoeg geweest zijn zeker?

    Hela gasje, rustig aan hé! (gastje)

    ‘Niet fokke me mij gast’: hoe Conner Rousseau de rode verlosser van sp.a werd. (demorgen.be)

    > andere betekenis van gast

    Gans Vlaanderen
    Bewerking door nthn op 18 Jan 2020 20:56
    0 reactie(s)

    meme
    (de ~, (v.), ~es)

    Oma, memoe

    zie ook verzamellemma mensen

    Meme had moeite om de 95 kaarsjes op haar verjaardagstaart in een keer uit te blazen.

    Gans Vlaanderen
    Bewerking door nthn op 18 Jan 2020 20:55
    1 reactie(s)

    Nieuwe versie!
    Er is een nieuwe versie van het Vlaams Woordenboek online. Mocht je problemen ondervinden, gelieve deze te melden op onze GitHub.

    Het Vlaams woordenboek  |  Concept en realisatie door Anthony Liekens

    Creative Commons License

    Het Vlaams Woordenboek by Anthony Liekens is licensed under a Creative Commons Attribution-NonCommercial-ShareAlike 4.0 International License.