Vlaams Woordenboek logo

Het Vlaams woordenboek


Index

A B C D E F G H I J K L M N O P Q R S T U V W X Y Z

Log in

Registreer als nieuwe gebruiker om het Vlaamse Woordenboek op zijn best te kunnen gebruiken. Als ingelogde gebruiker kunt ge bijvoorbeeld nieuwe termen aan ons woordenboek toevoegen, andermans definities verbeteren, en reageren op bestaande definities.

Uw gebruikersnaam
Uw geheime paswoord

  • Log in
  • Wijzigingen door fansy

    kunnen, er niet bij ~
    (vaste woordgroep)

    zie niet bij kunnen

    -

    Gans Vlaanderen
    Bewerking door fansy op 03 Feb 2016 02:14
    0 reactie(s)

    in plek van
    (vaste woordgroep)

    in plaats van

    regio Boom, Kempen
    Antw. stad: plëts

    In plek van da wa te stoan tetteren zade bytr a yrme (armen) oat a mave steke!
    (In plaats van daar wat te staan babbelen zoudt ge beter uw armen uit uw mouwen steken!)

    zeg, onbeschoefte boer, kunde ni uit a doppe zien in plek teige ma te loêpe?!
    (Zeg onbeschofte boer, kunt ge niet uit uw doppen zien in plaats van tegen mij te lopen?!)

    Provincie Antwerpen
    Bewerking door fansy op 02 Feb 2016 19:20
    1 reactie(s)

    zabberen
    (ww. zabberde, gezabberd)

    1. sabbelen, aan iets zuigen
    zie ook zabberstok
    2. kwijlen (speeksel dat uit mond loopt, zoals by baby
    3. zeveren, zagen, lullen, melken, in de zin van steeds over hetzelfde beginnen
    zie ook zabberaar, zabbertrien
    4. Hageland en de Kempen: (mot)regenen, zie ook zeveren

    1. Hij zit weer aan zijne lekstok te zabberen.
    Ik drink giejn pint ma ik zabber daaraon!

    2. a g’aat (oud) wurt das gelyk nen baby n zyne bavet: me ne zakdoek rondlope oem de kwijl van a mond’oeke te vyge!

    3. zeg, zabbertrien, komde wee wa chikanere, kzn de klaagmuur ni zé!

    4. Het heeft weer den hielen dag gezabberd.
    Dat zabbert al een hele dag, kan de zon nu eens niet schijnen?

    Gans Vlaanderen
    Bewerking door fansy op 02 Feb 2016 19:14
    2 reactie(s)

    zabberen
    (ww. zabberde, gezabberd)

    1. sabbelen, aan iets zuigen
    zie ook zabberstok
    2. kwijlen (speeksel dat uit mond loopt, zoals by baby
    3. zeveren, zagen, lullen, melken, in de zin van steeds over hetzelfde beginnen
    zie ook zabberaar, zabbertrien
    4. Hageland en de Kempen: (mot)regenen, zie ook zeveren

    1. – Hij zit weer aan zijne lekstok te zabberen.
    – ik drink giejn pint ma ik zabber daaraon!
    2. a g’aat (oud) wurt das gelyk nen baby n zyne bavet: me ne zakdoek ronlope oem de kwijl van a mond’oeke te vyge!
    3. zeg, zabbertrien, komde wee wa chikanere, kzn de klaagmuur ni zé!
    4. – Het heeft weer den hielen dag gezabberd.
    – Dat zabbert al een hele dag, kan de zon nu eens niet schijnen?

    Gans Vlaanderen
    Bewerking door fansy op 02 Feb 2016 19:13
    2 reactie(s)

    zabberaar
    (zn. m. ~s)

    zeveraar

    zie ook zabberen, zabbertrien

    Zeg zabberaar, zwijg maar al.

    Provincie Antwerpen
    Bewerking door fansy op 02 Feb 2016 19:12
    0 reactie(s)

    Nieuwe versie!
    Er is een nieuwe versie van het Vlaams Woordenboek online. Mocht je problemen ondervinden, gelieve deze te melden op onze GitHub.

    Het Vlaams woordenboek  |  Concept en realisatie door Anthony Liekens

    Creative Commons License

    Het Vlaams Woordenboek by Anthony Liekens is licensed under a Creative Commons Attribution-NonCommercial-ShareAlike 4.0 International License.