Registreer als nieuwe gebruiker om het Vlaamse Woordenboek op zijn best te kunnen gebruiken. Als ingelogde gebruiker kunt ge bijvoorbeeld nieuwe termen aan ons woordenboek toevoegen, andermans definities verbeteren, en reageren op bestaande definities.
Belgisch gerecht van rundsvlees in blokjes gesneden, ajuin, kruiden, bouillon en/of bier
syn.: stoofvlees, stoverij
zie ook schep
Eventueel een schel brood besmeerd met mosterd laten sudderen met de stoofkarbonaden tot deze meureg zijn.
toegangsprijs
Kinderen betalen voor de zoo de helft van de inkomprijs.
kaatsen
Deze bal bonstert niet goed.
Hij is op zijn kop gevallen en blijven bonsteren. (Hij is heel dom.)
kloppen, slaan, stormen (uitspreek met u van nu)
Ik heb nochtans heel hard op de deur gebust en niemand deed open.
Het heeft vannacht nogal geen klein beetje gebust. (gestormd)
rillen, bibberen, van de kou, van de koorts, van schrik
vgl. reieren
WNT: Modern lemma: rijelen
Frequentatieve vorm van Rij(d)en.
Rillen, bibberen, sidderen, huiveren.
Hetzelfde als Rij(d)eren. In N.-Nederl. verouderd; in Z.-Nederland ook nog in de vormen rijlen en rijgelen (Corn.-Vervl.1996) bekend.
“Ik rijl van de kou” Corn.-Vervl.
“Hij rijelde van schrik”
Deze morgend lag hij in zijn bedje nog te rijlen van de koorts.
Nieuwe versie!
Er is een nieuwe versie van het Vlaams Woordenboek online. Mocht je problemen ondervinden, gelieve deze te melden op onze
GitHub.