Registreer als nieuwe gebruiker om het Vlaamse Woordenboek op zijn best te kunnen gebruiken. Als ingelogde gebruiker kunt ge bijvoorbeeld nieuwe termen aan ons woordenboek toevoegen, andermans definities verbeteren, en reageren op bestaande definities.
snoepen.
Hoorde ik soms in de jaren 60, maar herkomst is me niet bekend.
Hij zal wel geen honger hebben want hij was heel de namiddag aan het “snuisteren”
Hier niet in het juridische of het notariële jargon maar gewone cafépraat…
Als de allereerste klant in een gloednieuwe horecazaak een grote rekening moet betalen of liever nog, veel drinkgeld geeft, spreekt men van een klant met een goeie “handgift”.
Een voorteken dat de zaak zal floreren.
Dees zaak zal wel goe gaan lopen, want onze’n eeste klant was wel een heel goei “handgift”.
Die vrouw deelt gele stiften uit!
Werd vroeger (jaren 70) in het uitgangsleven van Antwerpen gezegd van een vrouw waarvan geweten was dat ze een venerische ziekte had.
Lot da mokke vallen joeng, want die deelt geel stiften uit!
stronkje, stammetje
zoals in stronkje witloof
Ook buiten Antwerpen?
Ik zal agà een paar “stroengskes” witloof halen.
Nieuwe versie!
Er is een nieuwe versie van het Vlaams Woordenboek online. Mocht je problemen ondervinden, gelieve deze te melden op onze
GitHub.