Registreer als nieuwe gebruiker om het Vlaamse Woordenboek op zijn best te kunnen gebruiken. Als ingelogde gebruiker kunt ge bijvoorbeeld nieuwe termen aan ons woordenboek toevoegen, andermans definities verbeteren, en reageren op bestaande definities.
hondendrol
WNT: 1. Homp, brok. In Zuid-Ndl.
Douë es in hiël schavak van de gracht afgekalfd.
Hijen heet hum douë in lillike schavak van zijne vinger afgekapt, Tuerlincx
Hij snee’ me daar ’en schavak van ’t brood, wel twee vingeren dik, Corn.-Vervl.
Zie uit waar ge trapt. Daar ligt ne schavak.
lelijke vrouw
Maar ja, zijn vrouw is ook maar een scharminkel
Een hangerke met een religieuze afbeelding erop.
Kan aan een halsketting gehangen worden of los meegedragen worden in een portemonee of in iets anders.
(in Antw. stad is het woord mannelijk)
Mijn grootmoeder had altijd een schappeliereke van Onze-Lieve-Vrouw bij in hare portemonee en dat zat dan tussen al dat los kleingeld.
stofjas (Menens dialect)
uitspraak: sareau – saro
< Fr. sarrau (kinderschort, wijde werkbloes) < Middelhoogduits sarrok
Vroeger droegen de kinderen op school ‘nen sareau’.
gekapt vlees – fijn gekapt; gebruikt in Izegem.
Men vroeg bij de beenhouwer “een vierendeel fiengekapt” ( vierde deel van een pond fijn gekapt)
Nieuwe versie!
Er is een nieuwe versie van het Vlaams Woordenboek online. Mocht je problemen ondervinden, gelieve deze te melden op onze
GitHub.