Registreer als nieuwe gebruiker om het Vlaamse Woordenboek op zijn best te kunnen gebruiken. Als ingelogde gebruiker kunt ge bijvoorbeeld nieuwe termen aan ons woordenboek toevoegen, andermans definities verbeteren, en reageren op bestaande definities.
snodaard, gemenerik
zie ook hapsjaar, abjaar, apsjaar
Hij heeft me in ’t zak gezet, de napjaar.
1. vogel : Vlaamse Gaai
2. halve gare, wuiten
1. zie: annewuiten
2. Die nannewuiten kan toch dwaas kijken ja…
mijn zoeteke, (mijn suske ) wordt ook gezegd
Dag mijn siske, hoe gaat het ermee ?
non-nonnetje-zusters
Middelnederlands: ‘nonne’ (vgl. angelsaksisch ‘nunne’ of oudhoogduits ‘nunna’)
Tante Elodie, de tante van mijn pa, kan uren vertellen van haar jaren missie in Kinshasa. Elodie is een brave nunne.
gehaktbrood
Dikke Van Dale online:
vleeskoek
zelfstandig naamwoord; de (m); meervoud: vleeskoeken
(voorlopig toegevoegd in 2009)
vleesbrood
“GEVULDE GEHAKTKOEK / BELGISCHE VLEESKOEK. AlĂ© manneke, we kennen meer dan alleen frites maken. Wat heeft die Hollander nodig: 1000 gr Gehakt …” (internet)
Nieuwe versie!
Er is een nieuwe versie van het Vlaams Woordenboek online. Mocht je problemen ondervinden, gelieve deze te melden op onze
GitHub.
