Registreer als nieuwe gebruiker om het Vlaamse Woordenboek op zijn best te kunnen gebruiken. Als ingelogde gebruiker kunt ge bijvoorbeeld nieuwe termen aan ons woordenboek toevoegen, andermans definities verbeteren, en reageren op bestaande definities.
Er is geen enkele Antwerpenaar die zegt : het stad, het school, het Schijn, enz.
Wel zal hij in zijn spreektaal het lidwoord ‘de’ afkappen in bepaalde gevallen.
uitspraak: tsad, tschool, tschijn
zie ook: de, ’t
Ik ging naar d’school. Ik ben van d’stad en piste in d’schijn.
Antwerpen
In andere regio’s kan ‘de stad’, ’t steedje, … ook naar andere steden verwijzen. Maar in een ruimere context (media, politiek, …) zal er in VL met ’t stad toch meestal Antwerpen bedoeld worden.
zie ook: de, ’t
De Morgen over de toespraak van De Wever waarbij hij zijn eigen kandidaat stelt als lijsttrekker in Antwerpen: “Beste vrienden, Antwerpen, ’t stad… Het is al sinds de Romeinse tijd geleden dat iedereen precies wist waarover je het had als je ’t Stad zei. ’t Stad, dat is Antwerpen.”
Het chauvinisme van de Antwerpenaren is overal bekend: ‘t Stad is Antwerpen en de rest is parking.
(’t Is waarschijnlijk daarom dat ze de Kennedytunnel hebben moeten aanleggen, de Antwerpenaren geraakten met hunne dikke nek niet meer door de Konijnepijp.)
De Antwerpenaar heeft met zijn Brabants dialect een enorm taalgevoel opgeslagen ivm. het geslacht van woorden. Eigenaardig genoeg wijkt hij daarvan af voor bepaalde onderwerpen. “’t” vs. ‘de’
De Schelde > ’t Scheld; de school > ’t school; de stad > stad, ’t ~
De kingderen zèn nor ’t school.
(De kinderen zijn op school)
Ze woont op de kaai in ’t stad, vlak bij ’t Scheld.
(Ze woont op de kade in de stad, vlak bij de Schelde)
vader, ook een oude man, ouwe
uitgesproken gelak het Fr. père
Kempen: pejoratief gebruikt voor vader
Antwerpen: in onbruik, behalve in de uitdrukking pere, zijne ~ zien
WNT:
- Wat zal uw pere daar van zeggen? Joos (1900-1904)
- Maer siet dat Lammeken (dat kleine kind) het schynt dat t’kennis draecht van sijn Peerken. Ogier, Seven Hoofts. (1644).
- Pere, Wuk (wat) dunk-je van ’t weêre? Kinderrijm (Ieperen). in De Cock en Teirl., Kindersp. (1906).
Onze pere is nen echte ouwe pee geworden.
Als ik het verdiende, kreeg ik al eens een billekletser van mijne pere. (Leo Flandriae, 5 jan 2013)
vetzakkerij, hebzucht, egoïsme
Dat deet ‘r aut pier penspraajeraaj (dat doet hij puur uit ’pensprijerij’, vraatzucht, hebzucht)
Nieuwe versie!
Er is een nieuwe versie van het Vlaams Woordenboek online. Mocht je problemen ondervinden, gelieve deze te melden op onze
GitHub.