Registreer als nieuwe gebruiker om het Vlaamse Woordenboek op zijn best te kunnen gebruiken. Als ingelogde gebruiker kunt ge bijvoorbeeld nieuwe termen aan ons woordenboek toevoegen, andermans definities verbeteren, en reageren op bestaande definities.
eieren; ook: van ei (eier~)
VD95 geeft wel gewestelijke meervoudsvorm eiers, maar niet eiren
ook in samenstellingen en uitdrukkingen:
eierkoek—> eirenkoek
scharreleieren—> scharreleiren
zie ook eiren of jung
in West-Vlaanderen: eiers
Tegenwoordig hebt ge keus genoeg: eiren vrije uitloop, scharreleiren, dioxine-eiren,…
’t Zal weer niet lang meer duren of we kunnen weer paaseiren gaan rapen.
In nen eirendooier zit veel cholesterol naar ’t schijnt.
uitgeput zijn, oververmoeid zijn
zie ook: djakeloos, bobijn, het ~ is af, kuis op zijn, oep zijn
De laatste 3 dagen heb ik maar amper geslapen, ik voel dat ik aan ’t end ben.
persoon die graag en veel reist (hoeft niet noodzakelijk naar een eiland te zijn)
Ons ma is nen echten eilandhopper, in de krokus zit zop Tenerif, me pausen op Tirol en von de zomer gauze naur Spênne.
AN: Ons moeder houdt van reizen: tijdens de krokusvakantie ging ze naar Tenerife, met Pasen naar Tirol (skiën, vandaar de “op”, die “op de berg, piste” betekent") en deze zomer gaat ze naar Spanje
uitroep van afschuw
jakkes, bah
“Daar is schimmel aan.” “Eikes!”
dom iemand, domoor, stommerik
Hij kan niet tellen, het is nen echte stoemmerik.
Nieuwe versie!
Er is een nieuwe versie van het Vlaams Woordenboek online. Mocht je problemen ondervinden, gelieve deze te melden op onze
GitHub.
