Registreer als nieuwe gebruiker om het Vlaamse Woordenboek op zijn best te kunnen gebruiken. Als ingelogde gebruiker kunt ge bijvoorbeeld nieuwe termen aan ons woordenboek toevoegen, andermans definities verbeteren, en reageren op bestaande definities.
woensdag
< goensdag
Ik heb de gunstdag mijn auto naar de garage gedaan.
woensdag
< goensdag
Ik heb de gunstdag mijn auto naar de garage gedaan
woensdag
Voor de goede orde: de andere dagen van de week zijn “moendig, diënsdig, donnerdig, vrijdig, zotterdig en zondig”; de genitiefvormen hierbij: “smoendes, stiënsdes (stiënzes), sgoensdes (sgoenzes), stonner(d)es, svrijdes, sotter(d)es, sondes” (´s maandags, ´s dinsdags, ´s woensdags, ´s donderdags, ’s vrijdags, ´s zaterdags, ´s zondags)
Antw. Kempen: gunstdag
Vlaams Brabant: goensdag
Maasland: goonsdig
Kimste de goensdig? Nèè, ich kan sgoensdes ni. (Kom je woensdag? Nee, ik kan ´s woensdags niet)
Alle goensdige ès ´t (destijds: ees) vergaodering. (Alle woensdagen is er vergadering)
Goensdigoëved gèève ze dèk voê(t)bal op télevieze. (Woensdagavond is er vaak voetbal op tv)
woensdag
uitspraak: ghoenschtag
Haspengouw: goensdig
< Goensdag bestaat al sinds de negende eeuw naast woensdag. Het zou een christelijke taboebenaming zijn om de naam wodensdag (van Wodan) van zijn heidense karakter te ontdoen en associaties met ‘god’ of ‘goed’ in de plaats te brengen.
Een andere verklaring voor de g/w wissel is romaniserende invloed vanuit het zuiden. (A. Weijnen)
Ghoenschtag gon we nor de met.
- woensdag gaan we naar de markt
onderhandeligen in negatieve zin
gepingel, afdingen
SN: gemarchandeer
Als de uitgangspunten duidelijker waren, was deze marchandage niet nodig geweest.
Nieuwe versie!
Er is een nieuwe versie van het Vlaams Woordenboek online. Mocht je problemen ondervinden, gelieve deze te melden op onze
GitHub.