Registreer als nieuwe gebruiker om het Vlaamse Woordenboek op zijn best te kunnen gebruiken. Als ingelogde gebruiker kunt ge bijvoorbeeld nieuwe termen aan ons woordenboek toevoegen, andermans definities verbeteren, en reageren op bestaande definities.
1. omhelzen, omarmen, knuffelen, aanhalen, vleien, mokkelen,
aanhankelijk zijn (vb. van kindjes bij de moeder)
2. verfrommelen,
3. slecht gezind zijn, met een lange lip rondlopen, pruilen,
vgl frokkel
regio: alleen in Herentals
1. Kleine broer en kleine zus; ze frokkelen mekaar zo lief…
2. Doet dat papier maar weg, het is toch al gefrokkeld.
Een linnen kleed frokkelt rap.
Frokkelt dat niet bijeen, ik heb dat foldertje nog nodig.
3. Seg, frokkelt zo es niet! Dat is al 3 dagen beeld zonder klank. Is dat frokkelen nu bijna gedaan?
Niet frokkelen hè, ik kan daar niet tegen.
Een klein stukje van iets, een restje waar men niets meer mee kan aanvangen.
Krelleke is waarschijnlijk verwant met “kriel” zoals in “krielkip” en “krielaardappel”; “kril” is de benaming voor heel kleine planktonkreeftjes.
Doe die krellekes maar bijeen en smijt ze in de vuilbak.
Bij het kaarten, moedwillig, een bepaalde kleur niet volgen, terwijl je die nog in je hand hebt.
SN: verzaken: troef, kleur verzaken, ze niet spelen, ofschoon men ze heeft
Je bent vals aan het spelen. Ik heb het gezien, je hebt verteigerd bij de klaveren.
- stoken- aansteken om ruzie te doen ontstaan
- hout dat nog ligt te roken
- Hij is weer aan het veuzen, hij is maar content als hij mensen ruzie ziet maken.
- ’s Ochtends liggen de houtblokken nog te veuzen in de kachel.
iemand anders iets vervelends laten doen of laten vragen
Hij heeft Jan in ’t gat gestoken, zelf heeft hij de moed niet ervoor.
Nieuwe versie!
Er is een nieuwe versie van het Vlaams Woordenboek online. Mocht je problemen ondervinden, gelieve deze te melden op onze
GitHub.