Vlaams Woordenboek logo

Het Vlaams woordenboek


Index

A B C D E F G H I J K L M N O P Q R S T U V W X Y Z

Log in

Registreer als nieuwe gebruiker om het Vlaamse Woordenboek op zijn best te kunnen gebruiken. Als ingelogde gebruiker kunt ge bijvoorbeeld nieuwe termen aan ons woordenboek toevoegen, andermans definities verbeteren, en reageren op bestaande definities.

Uw gebruikersnaam
Uw geheime paswoord

  • Log in
  • Wijzigingen door de Bon

    goert
    (de ~ (v.), ~en)

    een pintje

    < Fr. une gourde

    In de jaren 70 en 80 werd een pint wel eens een goert genoemd.

    Ik heb goesting in’een goert!
    Gon we nog eu’goertje pakke?

    Provincie Antwerpen
    Bewerking door de Bon op 06 Jul 2016 12:44
    0 reactie(s)

    goert
    (de ~ (v.), -en)

    slok
    < Fr. une gourde

    Ge hebt een goert water binnen gekregen in het zwembad.

    Provincie Antwerpen
    Bewerking door de Bon op 06 Jul 2016 12:43
    5 reactie(s)

    vogel, de ~ is gaan vliegen
    (uitdr..)

    De persoon die men zoekt is weg.
    SN: ‘de vogel is gevlogen’ (meestal enkelvoud)

    Ik ben daarjust nog aan uw deur geweest, maar de vogel was gaan vliegen.

    De polies kwam te laat: de vogels waren al gaan vliegen.

    Provincie Antwerpen
    Bewerking door de Bon op 06 Jul 2016 12:22
    2 reactie(s)

    weg en weer
    (uitdr.)

    heen en weer
    uitgesproken als weggenweer, weggenneweer
    Antw. Kempen: ook ewegeneweer (eweg en eweer)

    MNW: Vooruit en achteruit.
    In de verbinding wech ende weder, hetz. als vort ende weder; z. ald. en vgl. bij wey de uitdr. “weder ende wey”. Wech beteekent hier voort, vooruit en weder “achteruit”. In verschillende opvattingen.
    Lanceloot sach wech ende weder, oft dar el yman ware, Vlaanderen 1315-1330.
    Bij Kiliaan: awech en aweerd
    Nog heden is weg en weer ook in zndl. tongvallen bekend in de bet. “heen en weer”.

    Gij peist zeker da ich den hiëlen dag gon weg en weer loeëpen?

    Hij is dat efkes ewegeneweer gaan doen.

    Altijd dat maar wegeneweer rijden, dat kost wel geld he.

    Gans Vlaanderen
    Bewerking door de Bon op 06 Jul 2016 01:14
    3 reactie(s)

    pee
    (de ~ (m.), ~ën)

    oudere kerel, peetje

    WNT: Modern lemma: pee
    znw. m., mv. -ën. In Z.-Nederl. Opgevat als verkorting van peer (fr. père, lat. pater), doch in sommige toepassingen wellicht een ander woord.
    1. Eigenlijk. Vader.
    2. In ’t algemeen voor: een man, een kerel, dikwijls ook in ongunstigen zin gebruikt. In deze bet. soms opgevat als eene afkorting van Peter of Petrus.
    “Een rare pee” De Bo (1873).
    3. Inzonderheid: een oud man, meestal met het bijdenkbeeld van afgeleefdheid: een versleten mensch. Gewoonlijk in den verkl. peetje (oudtijds petjen, pitjen) en peeken. Ook in tegenstelling met metje, meeken.

    Dien ouwe pee heeft veel grappige verhalen over zijn jeugd.

    Gans Vlaanderen
    Bewerking door de Bon op 05 Jul 2016 19:44
    1 reactie(s)

    Nieuwe versie!
    Er is een nieuwe versie van het Vlaams Woordenboek online. Mocht je problemen ondervinden, gelieve deze te melden op onze GitHub.

    Het Vlaams woordenboek  |  Concept en realisatie door Anthony Liekens

    Creative Commons License

    Het Vlaams Woordenboek by Anthony Liekens is licensed under a Creative Commons Attribution-NonCommercial-ShareAlike 4.0 International License.