Vlaams Woordenboek logo

Het Vlaams woordenboek


Index

A B C D E F G H I J K L M N O P Q R S T U V W X Y Z

Log in

Registreer als nieuwe gebruiker om het Vlaamse Woordenboek op zijn best te kunnen gebruiken. Als ingelogde gebruiker kunt ge bijvoorbeeld nieuwe termen aan ons woordenboek toevoegen, andermans definities verbeteren, en reageren op bestaande definities.

Uw gebruikersnaam
Uw geheime paswoord

  • Log in
  • Wijzigingen door de Bon

    hoed, ploesjen ~

    vrouwelijk geslachtsdeel

    uitspraak van ploesjen in Antwerpen: klik op het luidsprekertje

    Zis ni beschomd, heuren ploeshen hoed was zellefs zichtboar
    Ze schaamt zich niet, haar vagina was zelfs zichtbaar

    Regio Antwerpen
    Bewerking door de Bon op 04 Feb 2017 15:21
    1 reactie(s)

    pluchen
    (ww. pluchte, geplucht)

    pluizen

    zie ook ruiven, pluimen, plussen

    Dat kussen plucht zo, heel de living ligt vol pluskes daarvan.

    Regio Antwerpse Kempen
    Bewerking door de Bon op 04 Feb 2017 15:15
    0 reactie(s)

    plancher
    (de ~ (m.), ~s)

    houten vloer, houten planken in verband gelegd met groef en uitsteeksel (tong)
    uitspraak: plansjee: klik op het luidsprekertje om het woord te beluisteren

    < Fr. le plancher > picardisch, oud-Frans > latijn planca

    zie ook plankier

    Met de balken bloot kunt ge duidelijk de plancher van de zolder zien.

    Provincie Antwerpen
    Bewerking door de Bon op 04 Feb 2017 14:57
    0 reactie(s)

    plakplaaster
    (de ~ (v.), ~s)

    1. iemand die overal blijft plakken; zie ook plekker, hangplaaster, plakker
    2. vuile persoon (die plakt van de viezigheid)
    3. een kind dat zijn moeder maar niet kan loslaten

    Mechelen, zuiderkempen: plekpleuster
    Antwerpen: plakplëster: klik op het luidsprekertje
    Antw. Kempen: plakpleuster
    Brugge: plakploaster

    WNT:
    - Oneigenlijk, gewestelijk (b.v. in Antwerpen) voor: een vuile, morsige persoon.
    Mie is ‘en plakplaaster, ze plakt daar ze staat van de vuiligheid, (Cornelissen-Vervliet, 1899). ’En plakplaaster van ’ne’ vent, Ald.
    - Figuurlijk. Iemand die overal blijft plakken, die niet van opstaan weet, plakker.
    Hij is bekend veur ’en plakplaaster, ’Cornelissen-Vervliet)

    Die plakploaster blùft overal plakken en zit dag en nacht op café (café, op ~).

    Met plekpleusters een uur afspreken is onbegonnen werk.

    Gans Vlaanderen
    Bewerking door de Bon op 04 Feb 2017 14:32
    6 reactie(s)

    plak
    (het ~, de~, (v.), ~ken/~s)

    nummerplaat van een auto

    West-Vlaanderen: een plakke

    Van Dale 2014 online: gewestelijk, plaat

    < Frans: plaque d’immatriculation

    Klik op de afbeelding
    Belgium licenseplate EU

    De politie vroeg me of ik het plak van de wagen kende? (Leiestreek)

    Ken je gie joen plak va joen otto? (Westhoek)
    (Ken je de nummerplaat van jouw auto?)

    De plak van dien auto is zo smerig, als ze hem lezen, kunnen ze geen boete uitschrijven. (Kempen)

    Provincie West-Vlaanderen
    Bewerking door de Bon op 04 Feb 2017 14:01
    4 reactie(s)

    Nieuwe versie!
    Er is een nieuwe versie van het Vlaams Woordenboek online. Mocht je problemen ondervinden, gelieve deze te melden op onze GitHub.

    Het Vlaams woordenboek  |  Concept en realisatie door Anthony Liekens

    Creative Commons License

    Het Vlaams Woordenboek by Anthony Liekens is licensed under a Creative Commons Attribution-NonCommercial-ShareAlike 4.0 International License.