Registreer als nieuwe gebruiker om het Vlaamse Woordenboek op zijn best te kunnen gebruiken. Als ingelogde gebruiker kunt ge bijvoorbeeld nieuwe termen aan ons woordenboek toevoegen, andermans definities verbeteren, en reageren op bestaande definities.
uitspraak: soedéren;
solderen
dicht maken, aaneen voegen
De oorspronkelijke Nederlandse vorm is souderen. De vorm solderen bleef beperkt tot de oostelijke dialecten. Elders was het hoogstens boekentaal, maar vanaf het eind van de 17e eeuw lijkt men souderen te beschouwen als een slordige of vulgaire uitspraak en komt de oostelijke vorm solderen op, wellicht mede onder invloed van Kiliaans woordenboeken en de daar sterk op gebaseerde 18e-eeuwse woordenboeken. (bron: M. Philippa e.a. Etym. Woordenb. van het Ned.)
Woordenboek der Nederlandsche Taal: Hetzelfde als solderen
Ontleend aan Oudfrans solder uit Latijn solidare. Daarnaast vroeger soudeeren, met de Nederlandse ontwikkeling van ol tot ou.
Stukken metaal aaneenhechten met behulp van een laagje gesmolten metaal of metaalalliage.
Op desen zarck hadde Apelles ghesoudeert aldore brede vaeschen van finen goude. Brabant, 1515
zie ook souduur, soudeerbout, soudeervet, soudeersel, soudering, voorsouderen, soudeerdraad, soudeernaad
De as van dat vliegwieltje is afgebroken. Zou onze Frans dat niet kunnen souderen?
overjas, mantel
< Frans paletot <ontleend aan Middelengels paltok; verdere herkomst is onzeker
- overgenomen in diverse talen: Russich ??, Duits, Albanees, Turks …
Woordenboek der Nederlandsche Taal: paletot
(uitgesproken als in het Frans), znw. vr., mv. -s. In de 19de eeuw overgenomen uit frans paletot; in ouderen vorm palletot, palletoc enz., dat samenhangt met nederl. paltrok. Ook in andere talen in gebruik.
Van Dale 2005:
paletot
de (m.); -s; paletotje
(1866) < Frans paletot
1. korte overjas, korte mantel
ook in West-Vlaanderen, Mechelen
wordt niet gebezigd in Antwerpen
Mijn palto hangt aan de kapstok.
afdingen
Van Dale 2015 online: BE
Woordenboek der Nederlandsche Taal: Modern lemma: afbieden
bedr. st. ww. Uit af en bieden. Alleen in het Zuiden.
1. Af in den zin van vermindering. Afdingen.
”Ik mag toch wel afbieden!” … ”Nee, dat mag je niet, je staat hier niet op de markt,” Roothaert Dr. Vlimmen (1936).
Ze vroegen 200 euro voor die kast, maar ik heb nog kunnen afbieden tot 120.
naast gespuis ook: schoft, smeerlap, gemene kerel
< Frans crapule
Woordenboek der Nederlandsche Taal: Crapuul, Krapuul (1798), gespuis; gemeen volk; janhagel.
- “De Vlaamsche jongens, die met zwoegen den kost moeten verdienen, het zoogezegd krapuul” De West-Vlaming 1930
- “Het was nu al veertien dagen dat hij zaagde over dien travó en ze zag hem nog liever onder haar oogen morsdood vallen dan hem naar den travó laten te gaan met al dat krapul”. Walschap(1941). (zie ook: travo, werken in den ~)
" … ik vind het ook schandalig maar ik vind het nog belachelijker dat iedereen nu doet alsof dat alle Club supporters krapuuls zijn, er zijn nog voorbeelden: … (wzl.be)
appelmoes, appelspijs
regio: in de streek van Geraardsbergen en Oost-Vlaanderen
Woordenboek der Nederlandsche Taal: trot: znw. m.
1. Weeke, brijachtige massa.
a. In den vorm trot en trut, Joos (1900-1904), (Teirlinck) voor: vruchtenmoes, inz. appelmoes.
Appeltrot met beuling, dat is lekker eten.
Nieuwe versie!
Er is een nieuwe versie van het Vlaams Woordenboek online. Mocht je problemen ondervinden, gelieve deze te melden op onze
GitHub.