Registreer als nieuwe gebruiker om het Vlaamse Woordenboek op zijn best te kunnen gebruiken. Als ingelogde gebruiker kunt ge bijvoorbeeld nieuwe termen aan ons woordenboek toevoegen, andermans definities verbeteren, en reageren op bestaande definities.
Aan de dokken werken als losser (verouderd) Vroeger werden de goederen in zakken verpakt en aan de kade op de rug gedragen door de dokwerkers.
Een vent gelijk gij achter een bureauke? Gij zijt er ene om onder de zak te lopen!
“ik weet wel dat ik soms kan “zagen” maar 400 € per week om wa rotte krieken in te pakken…da verdiende ik nog nie netto aan de “Dok” en voor da bedrag moest ge een volle week “onder de zak” lopen of gevaarlijk werk doen. (reactie op een reisblog)
buik, maag
Woordenboek der Nederlandsche Taal: zak: Maag van het menschelijk of dierlijk lichaam; ook: onderlijf waarin zich de maag en andere ingewanden bevinden, buik. Na het begin van de 18de e. bijna uitsl. nog in gewestelijk taalgebruik aangetroffen.
Pijn in ’t zak: buikpijn, koliek; bij paarden en koeien (Vl.-België)
Da peäd hee pijn (in) ‘t zak, (Tuerl. 1886).
’Et pèèrd hee’ pijn int zak, (Cornelissen-Vervliet 1903).
ook in de Kempen
zie ook zak, zijnen ~ vullen
Waar zijn de katten?
Ge kent ze toch: zak vol en schuppes! Die zien we voor vanavond niet terug.
zijn maag, buik vullen, goed eten en drinken
zie ook zak
Woordenboek der Nederlandsche Taal: zak: Maag van het menschelijk of dierlijk lichaam; ook buik. Zijn zak vullen: Emiel ka(n) zijne zak vullen, astie (als hij) veur niet (niets) mag eten of drenken, Teirlinck 1922.
regio Haspengouw, Hageland, ook in de Kempen
Zaterdag mogen we naar een trouwfeest gaan. Dan kunnen we onze zak nog eens goed vullen.
zijn maag, buik vullen, goed eten en drinken
zie ook zak
Woordenboek der Nederlandsche Taal: zak: Maag van het menschelijk of dierlijk lichaam; ook buik. Zijn zak vullen: Emiel ka(n) zijne zak vullen, astie (als hij) veur niet (niets) mag eten of drenken, Teirlinck 1922.
regio Haspengouw, Hageland, ook in de Kempen
Zaterdag mogen we naar een trouwfeest gaan. Dan kunnen we onze zak nog eens goed vullen.
buik, maag
Woordenboek der Nederlandsche Taal: zak: Maag van het menschelijk of dierlijk lichaam; ook: onderlijf waarin zich de maag en andere ingewanden bevinden, buik. Na het begin van de 18de e. bijna uitsl. nog in gewestelijk taalgebruik aangetroffen.
Pijn in ’t zak: buikpijn, koliek; bij paarden en koeien (Vl.-België)
Da peäd hee pijn (in) ‘t zak, (Tuerl. 1886).
’Et pèèrd hee’ pijn int zak, (Cornelissen-Vervliet 1903).
ook in de Kempen
zie ook zak, zijnen ~ vullen
Waar zijn de katten?
Ge kent ze toch: zak vol en schuppes! Die zien we voor vanavond niet terug.
Nieuwe versie!
Er is een nieuwe versie van het Vlaams Woordenboek online. Mocht je problemen ondervinden, gelieve deze te melden op onze
GitHub.