Registreer als nieuwe gebruiker om het Vlaamse Woordenboek op zijn best te kunnen gebruiken. Als ingelogde gebruiker kunt ge bijvoorbeeld nieuwe termen aan ons woordenboek toevoegen, andermans definities verbeteren, en reageren op bestaande definities.
een beul, bruut, iemand die geen finesse kent
vgl.: slachter
Die chirurg die mij het laatste geopereerd heeft was precies nen beenhouwer. Hij heeft precies met een bot mes in mijn vel gezeten want ’t litteken is helemaal verhakkeld.
voetballer die vuil speelt, bruut tackelt
hln.be: ‘Beenhouwer’ van Griekse topclub blijkt naast het veld een echte fijnproever
voetbalflitsen.be: Van Binst: “Een beenhouwer? Nee, ik was een keurslager.”
demorgen.be: Van het ‘Varken van Marseille’ zullen ze in Frankrijk de komende weken niet veel last hebben, maar over de ‘Beenhouwer van Slowakije’ lijken we nog niet meteen uitgepraat.
een spek (snoepje)
Aan ’t kraam op de kermis had ze nen hele zak beenhouwers gekocht.
persoon met psychische problemen die opgenomen werd in een een familie die zich wijdde aan gezinsverpleging te Geel
zie ook kostgever
Met de modernisering is ook de gezinsverpleging veranderd. Vele ‘gasten’ die in gezinnen verbleven, werkten vroeger mee in de kleine land- en tuinbouw. Die landbouw is nu grotendeels verdwenen, in meer en meer gezinnen gaan beide partners uit werken en zo daalt het aantal kandidaat-“kostgevers” (pleeggzinnen) sterk. (http://www.gezondheid.be)
arbeider in dienst van een ambachtsman of fabrikant
afgeleid: meestergast
samenst.: beenhouwersgast, metsersgast, bakkersgast, enz.
zie ook gast, volle ~, gast, halve ~
De timmerman van om de hoek werkt met drie gasten.
Nieuwe versie!
Er is een nieuwe versie van het Vlaams Woordenboek online. Mocht je problemen ondervinden, gelieve deze te melden op onze
GitHub.