Registreer als nieuwe gebruiker om het Vlaamse Woordenboek op zijn best te kunnen gebruiken. Als ingelogde gebruiker kunt ge bijvoorbeeld nieuwe termen aan ons woordenboek toevoegen, andermans definities verbeteren, en reageren op bestaande definities.
aanspreking (schertsend): persoon die het bont maakt, die iets uitsteekt, kadee, ne schone, …
uitspraak; patteeke
ook eventueel: patee
Dikwijls in de semi-vaste verbinding ‘nogal een pateke’
Gij zijt nogal een pateeke, gij. Ik stuur u naar de bakker voor een brood en ge komt met bufstek thuis.
De Jean is nogal een pateeke zenne, wat dat em nu weer uitgestoken heeft met zijn Gerda.
Gij se patee, wat doet ge nu weer? De wc-rollen in de ijskast?
een madammeke met een comfortabel leven
Ons Lies was in haar gat gebeten omdat ze haar in ’t dorp een pateeke uit ’t stad genoemd hadden. (in zijn gat gebeten zijn)
een persoon waarvan men zegt " da’s een specialleke "
Iemand die (en daarom niet altijd in negatieve zin) heel wat op z’n palmares heeft.
ook in de Kempen: ne patee (m.), pateeke (vr. en kind)
Van Dale 2016 online: deugniet: BE
Mijn neef was in z’n jonge jaren nogal een pateeke, die draaide er zijn hand niet voor om om de hele nacht van discotheek naar discotheek te zwalpen, in alle uithoeken van’t land, daarna sloeg ie een paar redbulls achterover (ik hoor het hem nog zeggen: daar krijg je echt vleugels van!) en ging effenaf door naar z’n werk.
lieveheersbeestje
zie etymologie en varianten bij pimpampoentje
De piempampullekes komen de bladluizen opeten op de rozenstruik.
lieveheersbeestje
zie etymologie en varianten bij pimpampoentje
Het niet verkleinde ‘pimpompule’ komt niet voor.
D’er zaten ’s zomers altijd pimpompulekes op de persjennen, die vanuit de lochting kwamen.
Nieuwe versie!
Er is een nieuwe versie van het Vlaams Woordenboek online. Mocht je problemen ondervinden, gelieve deze te melden op onze
GitHub.