Registreer als nieuwe gebruiker om het Vlaamse Woordenboek op zijn best te kunnen gebruiken. Als ingelogde gebruiker kunt ge bijvoorbeeld nieuwe termen aan ons woordenboek toevoegen, andermans definities verbeteren, en reageren op bestaande definities.
zeer vermoeid, op het einde van de krachten.
< WNT: bnw. en bijw. Mnl. jakeloos, westvlaams djakeloos, tsakeloos De Bo (1873).
— Jakeloos loopen (draven, schooien, rondwandelen), moedeloos, troosteloos, verslagen, of iets derg.
“Een man zonder wijf die moet jaqueloos schoyen”, Eduard De Dene, Testament Rhetorical (1561)
zie ook djakke, zun bobbiene is of
Van dat namiddagje shoppen ben ik djakeloos gelopen.
zeer vermoeid, op het einde van de krachten.
< WNT: bnw. en bijw. Mnl. jakeloos, westvlaams djakeloos, tsakeloos De Bo (1873).
— Jakeloos loopen (draven, schooien, rondwandelen), moedeloos, troosteloos, verslagen, of iets derg.
“Een man zonder wijf die moet jaqueloos schoyen”, Eduard De Dene, Testament Rhetorical (1561)
zie ook djakke, bobijn, het ~ is af, zun bobbiene is of
Van dat namiddagje shoppen ben ik djakeloos gelopen.
de krachten zijn op, men is moe, men is uitgeput;
ook: ‘bobijn(tje) is plat’, etc…;
uitspr.: W-Vl: bobientje is …
zie ook: djakeloos
1. rommel
2. penis
3. ruzie hebben (kweddelen hebben)
1. Wat voor kweddelen heb je nu weer gekocht?
2. Uwe kweddel hangt uit uw broek, sebiet gaat ’m vliegen!
3. Fons en Berta hebben weer kweddelen, ze spreken al 3 dagen niet meer tegen elkaar.
Nieuwe versie!
Er is een nieuwe versie van het Vlaams Woordenboek online. Mocht je problemen ondervinden, gelieve deze te melden op onze
GitHub.