Registreer als nieuwe gebruiker om het Vlaamse Woordenboek op zijn best te kunnen gebruiken. Als ingelogde gebruiker kunt ge bijvoorbeeld nieuwe termen aan ons woordenboek toevoegen, andermans definities verbeteren, en reageren op bestaande definities.
pannenkoek
WNT: "Koekebak … Het gewone woord in een groot deel van Zuid-Nederland voor pannekoek
Wat moet g’ hebben? Koekenbakken of wafels?
“Toen de reuk van den eersten koekebak D. in den neus drong, begon hij van eetlust te watertanden”, Conscience (ed. 1869).
- het zit er tegen, met veel geroep en getier
- het is dik aan
in de uitdrukking: het is koekenbak, het is weer koekenbak
Van Dale online: BE, informeel: uitdrukking het is weer koekenbak: het is weer raak; er is weer ruzie; de ruzie is weer bijgelegd
’t Was weer koekenbak. Eigenlijk was het te voorzien, dat er ruzie van zou komen.
Lap, het was te denken, ’t is weer koekenbak!
Jaja, dat ziet ge, met die twee is ’t koekenbak.
1. door uw eigen toedoen voor aap staan = standaardtaal
2. rinkelen
1. De Walter ging helemaal af toen hij tijdens zijn showke van zijne fiets viel.
2. Sorry, ik had mijn gsm niet horen afgaan.
zagen, zeuren
zie ook: sjipsjappen, memmen
WNT: Een klanknabootsing, verg. Sieriken en Sjirken.
1. Naam van het geluid dat veel kleine vogels maken als roep of bij eenige aandoening, tjilpen. Niet algemeen.
2. Treuren, kwijnen (bepaaldelijk van vogels?). In de Kempen.
3. Mopperen, pruttelen. Te Antwerpen.
“Hij héet eenige centen met de kaart verloren, en daar zit em nu den heelen dag over te sirken”, Cornelissen-Vervliet (1899)
Hij bleef daar maar over sirken > hij bleef daar maar over zeuren.
Ni rond de pot sirken hè, zegt wa ge te zeggen hebt.
Nieuwe versie!
Er is een nieuwe versie van het Vlaams Woordenboek online. Mocht je problemen ondervinden, gelieve deze te melden op onze
GitHub.