Registreer als nieuwe gebruiker om het Vlaamse Woordenboek op zijn best te kunnen gebruiken. Als ingelogde gebruiker kunt ge bijvoorbeeld nieuwe termen aan ons woordenboek toevoegen, andermans definities verbeteren, en reageren op bestaande definities.
niet geslaagd zijn, onvoldoende halen, flessen
definitie ANW: buizen
1. ((vooral) in België)
een onvoldoende krijgen voor een examen; zakken
buizen
2. ((vooral) in België)
iemand laten zakken voor een examen; iemand een onvoldoende geven
< Afleiding van het zn. buis in de uitdrukking iemand zijn buis geven ‘hem afzeggen, een blauwtje laten lopen’, een buis krijgen ‘zakken (bij examens)’, meestal opgevat als een afleiding bij het werkwoord buizen ‘slaan’, een nevenvorm van buischen ‘slaan, kloppen’ (1573; Woordenboek der Nederlandsche Taal), (mhd. biuschen ‘id.’).
Ik ben gebuisd op aardrijkskunde.
“buizen, gebuisd worden ‘zakken’” (1865–70; Schuermans)
alcoholische dranken drinken, zuipen
etymologie: reeds in Middelnederlands busen, verwant met Middelhoogduits busen (zwellen, zwelgen), Middelnederduits busen (feestvieren).
zie ook boozen, preboozen, boes
Elke week zitten ze daar in de garage naar de sjotters te kijken, te paffen en te buizen.
1. prognose
2. kansspel gebaseerd op het voorspellen van voetbaluitslagen.
Definitie uit INL’s EK-voetbalwoordenboekje: pronostiek
1. ((vooral) in België) spellen, kansspel waarbij iemand met een bepaalde inzet kan deelnemen aan de voorspelling van de uitslagen van voetbalwedstrijden; voetbalpronostiek; voetbaltoto; toto, ook: formulier waarmee men het kansspel speelt; totoformulier.
2. ((vooral) in België) uitslag, uitkomst, resultaten van de voetbalpronostiek.
Van Dale 2013 online:
verwachting of voorspelling: Belgisch-Nederlands
voetbaltoto: Belgisch-Nederlands, niet algemeen
Van Dale 2018 online: voornamelijk BE persoonlijke verwachting of voorspelling, m.n. mbt. de uitslag van een wedstrijd (of wat daarmee kan worden vergeleken)
Mijn pronostiek is dat we gaan winnen met 3-1.
Op de pronostiek spelen.
Mijn pronostiek was dat het een meisje zou zijn. Maar het is een jongen geworden.
tekort hebben, mankeren, missen in de betekenis van ‘het niet hebben van’
meestal met voornaamwoord hem, haar,
Van Dale 2014 online: Belgisch-Nederlands, weinig gebruikt afwezig zijn bij, ontbreken
Hij heeft alles, het enige dat hem mangelt is een goei lief. Daar moet hij geld voor hebben om ze te kunnen onderhouden en dat mangelt hem ook.
“Het Brussels International Business Court moet in het Engels internationale geschillen oplossen. Maar juridisch mangelt er wat en de KMO’s dreigen in de kou te staan.” (Doorbraak 04/09/18)
> zie andere betekenis van mangelen
omruilen, verwisselen
ook in Hageland
Middelnederlandsch Woordenboek
oorsprong oud Germaans dialect: mang: vermengd
Handel drijven, ook ruilhandel drijven: Coopen, vercoopen ende mangelen met ons ondersaten alrehande goeden, (a. 1507).
Woordenboek der Nederlandsche Taal:
Gewoon is in de latere taal de betekenis ruilen.
‘(Hij) heeft haestelijck met hem ghemangelt van kleederen, ende … hem laeten ontsnappen’ À Castro (1686)
Thans nog gewestelijk, b.v. in Brabant, in Zeeland, in Vlaanderen.
‘Gij hèt e schoon mes: wilde mangelen tegen ’t mijn?’ Cornelissen-Vervliet
Van Dale 1995: gewestelijk
zie ook.: vermangelen, mangelen, hem ~
Wilt ge niet mangelen?
Nieuwe versie!
Er is een nieuwe versie van het Vlaams Woordenboek online. Mocht je problemen ondervinden, gelieve deze te melden op onze
GitHub.