Registreer als nieuwe gebruiker om het Vlaamse Woordenboek op zijn best te kunnen gebruiken. Als ingelogde gebruiker kunt ge bijvoorbeeld nieuwe termen aan ons woordenboek toevoegen, andermans definities verbeteren, en reageren op bestaande definities.
daar ben ik (niet) zeker van
google 2018:
‘dat ben ik niet zeker’ .BE (>3.240) ; .NL (>102)
vergelijk zeker, het ~ zijn
“Zeggen dat 900 leden zo’n afbeeldingen hebben gemaakt, dat ben ik niet zeker”, zegt hij. (vrt.be)
Waarschijnlijk nog met paard en kar maar dat ben ik niet zeker. (Vlaamswoordenboek.be)
Mac heeft rond zijn 13e ongeveer meegespeeld in een film (ik denk nog eens maar dat ben ik niet zeker). (awel.be)
Ik weet dat ze vrij groot is, vermoedelijk 3op4m maar zelfs dat ben ik niet zeker. (tuinadvies.be)
uit versnelling, van het Frans ‘vitesse en point mort’
was vroeger ook gangbaar in Antwerpen
uitspraak in West-Vlaanderen: pomor
Zet je versnelling niet in 1ste, maar in “pomor”.
alcoholische dranken drinken, zuipen
etymologie: reeds in Middelnederlands busen, verwant met Middelhoogduits busen (zwellen, zwelgen), Middelnederduits busen (feestvieren).
zie ook boozen, preboozen, boes
Elke week zitten ze daar in de garage naar de sjotters te kijken, te paffen en te buizen.
> zie andere betekenis van buizen
niet geslaagd zijn, onvoldoende halen, flessen
< Afleiding van het zn. buis in de uitdrukking iemand zijn buis geven ‘hem afzeggen, een blauwtje laten lopen’, een buis krijgen ‘zakken (bij examens)’, meestal opgevat als een afleiding bij het werkwoord buizen ‘slaan’, een nevenvorm van buischen ‘slaan, kloppen’ (1573; Woordenboek der Nederlandsche Taal), (mhd. biuschen ‘id.’).
definitie ANW: buizen
1. ((vooral) in België)
een onvoldoende krijgen voor een examen; zakken
buizen
2. ((vooral) in België)
iemand laten zakken voor een examen; iemand een onvoldoende geven
Ik ben gebuisd op aardrijkskunde.
“buizen, gebuisd worden ‘zakken’” (1865–1870; Schuermans)
> zie andere betekenis van buizen
niet geslaagd zijn, onvoldoende halen, flessen
< Afleiding van het zn. buis in de uitdrukking iemand zijn buis geven ‘hem afzeggen, een blauwtje laten lopen’, een buis krijgen ‘zakken (bij examens)’, meestal opgevat als een afleiding bij het werkwoord buizen ‘slaan’, een nevenvorm van buischen ‘slaan, kloppen’ (1573; Woordenboek der Nederlandsche Taal), (mhd. biuschen ‘id.’).
definitie ANW: buizen
1. ((vooral) in België)
een onvoldoende krijgen voor een examen; zakken
buizen
2. ((vooral) in België)
iemand laten zakken voor een examen; iemand een onvoldoende geven
Ik ben gebuisd op aardrijkskunde.
“buizen, gebuisd worden ‘zakken’” (1865–70; Schuermans)
Nieuwe versie!
Er is een nieuwe versie van het Vlaams Woordenboek online. Mocht je problemen ondervinden, gelieve deze te melden op onze
GitHub.